Marian en Max zijn even weg

Je weet meestal wel wat je hoort

In de toeristische oorden waar we tijdens deze reis steeds terecht komen, zijn nogal wat restaurants, bars en andere horecagelegenheden. De kwaliteit en de aankleding verschillen nogal, maar wat ze bijna allemaal hebben is live muziek. Een enkele zanger met gitaar, een klein combo (behalve de zanger / gitarist ook wat ritmeinstrumenten) tot zelfs een heel orkest met blaasinstrumenten erbij. Je krijgt de indruk dat heel Cuba musiceert, maar dat klopt natuurlijk niet. Er staan ook mensen in de keuken, er is bediening en in Trinidad werken moeder en dochter weliswaar niet meer voor de Yankee dollar, maar bieden ze op een aantal straathoeken de liefde nu voor CUCs.

Hoe dan ook, aan muzikanten geen gebrek. Aan goede weer wel - we hebben heel wat onmuzikaal en soms ronduit vals gekweel gehoord. Maar dat is tot daar aantoe. Erger is dat er een groot gebrek is aan repertoire. Waar je ook komt, je wordt tijdens je maaltijd vast en zeker vergast op Besa me mucho, Guantanamero en nog wat van die klassiekers. En als je een aantal avonden in een casa binnen gehoorsafstand van een dergelijke gelegenheid verblijft (dat is een uitzondering, meestal zijn het er twee of drie, soms nog meer) hoor je telkens hetzelfde langskomen. Een goed gesprek over een verheven onderwerp is schier onmogelijk - je zou haast gaan verlangen naar een draaiorgel.

Overigens zou Cuba op de meeste plaatsen overdag en 's avonds ook zonder deze muziek verre van stil zijn. Auto's en tractoren zijn doorgaans zeer luidruchtig, zowel de motor als de rammelende onderdelen. Daarbij voegt zich regelmatig het geklepper van paardenhoeven en altijd het gefluit, geroep of getoeter van fietsers en het geblaf van honden. Airco's brommen, net als -in de kamers waar we verbleven- de koelkasten. En dan zijn er de mensen. Straatverkopers die hun waar aanprijzen, toeristen die alle cocktails hebben uitgeprobeerd maar vooral de gewone Cubanen, die er een handje van hebben om met elkaar te communiceren alsof ze aan weerszijden van een voetbalveld staan. Kortom: je weet in figuurlijke zin soms niet wat je hoort, maar dan toch alleen omdat je letterlijk voortdurend minstens 20 dingen tegelijk hoort. En daarbij maakt het niet uit of dat binnen- of buitenshuis is - voorzover dat onderscheid ertoe doet.

Trinidad, waar we nu verblijven, is niet anders. Behalve dan dat in de boom in de tuin van onze casa ook de hele dag een zwerm mussen zit, die elkaar voortdurend wat te vertellen hebben. En dat de binnenstad bestraat is met kinderhoofdjes, waardoor er zelden een fietstaxi rijdt en auto's er maar heel beperkt in mogen. Maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de muziek, die door de grote horecadichtheid echt onontkoombaar is. Waarbij we moeten aantekenen dat onze casa tegenover een dakterras ligt waar elke avond een van de meer luidruchtige orkesten speelt, met een onprettig klinkende saxofoon en een idem elektronische piano.

Verder is Trinidad, althans het centrum, weer een Valkenburg (mischien doen we dit fraaie Limburgse plaatsje onrecht, we zijn er immers al 40 jaar niet meer geweest, maar omdat we daar onze eerste gezamenlijke zeer toeristische ervaring hadden, is het ons ijkpunt). Toeristen worden in bussen aangevoerd en vervolgens door een gids rondgeleid, of hun vooruitgeboekte rondreis brengt hun naar een van de honderden casas particulares in of direct rond het centrum. En 's avonds gaat er een grote aantrekingskracht uit van de trappen naast de kerk, aan de top waarvan de Casa de Musica ligt. Muziek en dans, dus - en wifi, een van de mirakels hier in Cuba (maar daarover later meer). En dat dan op de plaats van een van de meest beruchte voormalige slavenmarkten van de Caraiben, waarnaar dan weer geen enkele verwijzing te vinden is.

Een ander trekpleister, of in elk geval veelbezochte plek, is het in een oud klooster gevestigde museum van de strijd tegen de bandieten - degenen die zich na de revolutie en afzetting van Batista met steun van de Amerikanen enkele jaren bleven verzetten tegen het nieuwe regime, eindigend met de mislukte invasie bij de Varkensbaai. Overigens hebben we de indruk dat veel bezoekers het museum snel voor gezien houden, of zelfs alleen maar de toren beklimmmen, waarvandaan je een mooi zicht over de stad hebt. Er zijn nog wat meer musea, waaronder een dat gewijd is aan de plaatselijke architectuur en waarin mooie oude meubels staan, maar die hebben we alleen van buitenaf bekeken - wat door de grote openstaande deuren i.p.v. ramen meer inzicht bood dan je zou denken.

Omdat Trinidad maar op een goed uur rijden van Cienfuegos ligt, kwamen we er al redelijk vroeg in de ochtend aan. Onze taxi-chauffeur had echter wat moeite het juiste adres te vinden, zodat we een flink stuk hobbelkeitjes ook nog eens achteruit bereden hebben (dat ging eigenlijk soepeler dan vooruit) en toch pas na elven echt geinstalleerd waren in onze ruime, lichte kamer (er zat glas in de ramen, en er hingen -dunne- gordijnen voor). De rest van de dag hebben we besteed aan het wat verkennen van de binnenstad, inclusief de nodige restaurants. De volgende ochtend hebben we buiten het oude centrum rondgekeken, in delen van de stad waar ook normale woningen, winkels en andere bedrijfjes waren. Omdat we voor het inchecken voor onze retourvlucht gebruik wilden kunnen maken van internet, dachten we ons alvast maar eens te voorzien van een "tarjeta internet" - een schrapkaart met usernaam en inlogcode waarmee je gebruik kunt maken van het wifi-netwerk dat Etecsa, de enige telecomprovider in Cuba, op een beperkt aantal plaatsen in elke stad aanbiedt. Plaatsen die misschien wel ergens op een kaart staan aangegeven, maar die je als toerist vooral herkent aan het feit dat er een grote concentratie mensen naar het scherm van telefoon, tablet of laptop staart. Toeristen en Cubanen, want naar verluidt hebben mensen thuis geen internet (waarom de laptop van onze gastvrouw in Trinidad dan aan een netwerkkabel hing die verdween in een kastje aan de tv-antenne hebben we maar niet gevraagd). Hoe dan ook, we wilden dus een internetkaart. Geen idee wat zo'n ding moest kosten, maar hij zou te koop zijn bij de vestigingen van Etecsa. Daarvan is er in kleine plaatsen als Trinidad maar een - te herkennen aan de rij voor de deur (je kunt er behalve internetkaarten ook prepaid-kaarten voor je gsm kopen, en voor de vaste publieke telefoons die op veel plaatsen staan). Toen we achteraan de rij aansloten, kwam er direct een van de daar rondhangende jongens op ons af die een kaart liet zien die best eens zo'n internetkaart kon zijn. Maar ja, zwarte markt - moet je dat wel doen? Vijf minuten later kwam er iemand die aan de cerberus bij de deur vroeg of er ueberhaupt wel internetkaarten waren. Nee dus, uitverkocht. En of ze vandaag nog kwamen - wie Jose kent, mag het zeggen. Nou ja, morgen nog maar eens proberen.

In de middag was voor ons een rondwandeling met prive-gids gepland, eindigend in een workshop cocktail maken. De rondwandeling was uiterst interessant, in die zin dat de gids ons langs alle plaatsen voerden die we al gezien hadden, en daar niets over wist te vertellen wat we niet al wisten. Behalve dan het huis van zijn aanstaande schoonmoeder, die hij echt niet voorbij kon lopen zonder even te praten want anders kreeg hij grote problemen met zijn verloofde. En, beduidend nuttiger: hij kon, toen we hem quasi-onwetend vroegen waarom er zo'n rij stond voor de deur van " our communication center" vertelen dat een internetkaart voor een uur twee CUC kostte, maar dat het makkelijker was om er zwart een te kopen, voor drie CUC. En hij wist wel bij wie. Ok, laat maar eens zien - soms moet je zwarte markt misschien maar wel doen. En ja hoor, in het plantsoentje tegenover het kantoor van Etecsa zat een man op een bankje die een stapeltje kaarten had, naar we aannemen die ochtend vroeg gekocht, en die graag bereid was om daarvan afstand te doen tegen de door onze gids aangekondigde prijs.

De rondwandeling inclusief workshop zou vier uur duren, maar na een ruim uur vond onze gids dat we maar even zelf het grote plein moesten verkennen, en toen we na een plichtmatig kwartiertje bij hem terugkwamen was het volgens hem hoog tijd voor de workshop. Die bestond uit kijken naar een barman die van achtereenvolgens de Mojito, de Cuba Libre en de Canchanchara vertelde hoe je die maakt: 40 cl rum, citroen, ijs. en dan suiker of honing en aanvullen (tot welke totaalvolume vertelde hij niet) met water of cola. En voor de Mojito een takje munt. Voor ons bestond het werkgedeelte van de workshop uit het consumeren van het resultaat, wat in het geval van de Cuba Libre nog een hele opgave was. Dit Amerikaanse recept van vrijheid haalt het niet bij de Cubaanse creaties, maar dat kan ook aan de Cubaanse variant van cola liggen.

Het einde van de workshop was direct ook het einde van de rondleiding, dus we zaten eerder aan het diner dan we verwacht hadden. In een restaurant waar we de enigen waren, en we de zingende gitarist dus voor ons alleen hadden. Wat niet betekende dat we helemaal onder het ijzeren repertoire uitkwamen, op verzoek deed hij ook wat moderners, maar wel dat hij nog even met ons kwam praten om zijn Engels te oefenen. Gelukkig kende hij vooral positieve woorden als "nice" en " elegant", dus dat waren we volgens hem. Soms hoor je ineens wat je wel weet, maar zelden gezegd wordt.

NB: dit blog is gedateerd 24 november, maar pas geplaatst op 1 december.

Reacties

Reacties

anneke

hi max en marijan
ik krijg echt zin om naar Cuba te gaan!

Milene

Wat een heerlijk stuk en zo herkenbaar. Zo hebben we het ook meegemaakt, zonder de rondleiding dan maar wel met het nuttigen van de Cuba Libre :-) Heel veel plezier nog!

Dini ( buurvrouw)

Leuk onweer te lezen..Jullie waren zeker wel wat onvast ter been na al die cocktails !

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!