Marian en Max zijn even weg

Jetlag

Het blijft wonderlijk: negen uur vliegen en dan net zo laat aankomen als je vertrokken bent. Vooral als je die negen uur betrekkelijk comfortabel hebt doorgebracht, met voldoende beenruimte, rustige medepassagiers en redelijk goede catering. Wij hadden dat genoegen, en daarbij ook nog eens een heel vlotte gang door paspoortcontrole en veiligheidscheck op Schiphol, en idem op het vliegveld van Vancouver. Het is dat we op weg naar het hotel even verkeerd reden, want anders was er over de reis helemaal niets bijzonders te melden. Of is dat juist bijzonder?

Hoe dan ook, dat verkeerd rijden viel nog redelijk mee – we konden alweer na een paar kilometer van de snelweg af en nadat we ons lieten gidsen door een app op de telefoon (Here we go – werkt heel prettig en accuraat offline als vooraf de kaarten hebt gedownload) in plaats van de prints van Google Maps die de Canadese reisorganisatie had verstrekt, waren we toch nog redelijk snel op de plaats waar we onze eerste nacht zouden doorbrengen. Een motel aan de rand van een voorstad van Vancouver, tussen de snelweg en een bedrijventerrein. Met z’n ruim honderd kamers een groot complex, zonder restaurant of andere overbodige luxe. Wel prettige kamers, voorzien van twee goede en ruime bedden, een keukentje en een ruime badkamer. Het interieur typisch Amerikaans / Canadees: hedendaags comfort met een uitstraling alsof het uit de jaren vijftig van de vorige eeuw stamt, of van nog eerder. Design is aan de gemiddelde Canadees kennelijk niet besteed.

Dat de bedden goed waren, beviel ons wel. Bij negen uur tijdsverschil voel je op je eerste dag om zes uur ’s avonds wel heel goed dat je lichaam denkt dat het inmiddels drie uur ’s nachts is, en wil je vooral slapen. En tegelijkertijd weet je dat je er goed aan doet nog wat te eten en pas om een uur of tien echt te gaan slapen, zodat je zo snel mogelijk in een normaal ritme komt. Goed – het werd een compromis: eerst een uur slapen, daarna wat eten in het restaurant van het aan de overkant van de weg gelegen Holiday Inn (een hotel met een veel hedendaagser uitstraling). Het restaurant een typische “diner”: naar onze begrippen bepaald geen culinaire hoogstandjes, maar wel stevige porties die vlot op tafel kwamen.

Om tien uur ’s avonds naar bed – de ogen waren niet meer open te houden. Vrijwel direct in slaap en bijna aan een stuk doorgeslapen tot zeven uur ’s ochtends. Zonder moeite ons bed uit -dat is dan weer een voordeel van jetlag- en snel op weg naar de veerboot naar Vancouver Island. We hadden gereserveerd voor die van 10 uur en moesten daarom uiterlijk kwart over negen bij de terminal zijn, maar omdat het heel rustig was op de weg waren we er zodanig op tijd dat we nog met de boot van negen uur meekonden. Dat was wel prettig, want nu konden we aan boord ontbijten en daarna in de zon op het dek nog wat acclimatiseren. Best koud, trouwens, op het water. Om een uur of half 11 waren we weer aan wal en begonnen we aan een kort ritje naar Butchart Gardens, een voormalige steengroeve en buitenplaats die zo’n 100 jaar geleden door de eigenaars is ingericht als enorme tuin, of eigenlijk een aantal tuinen: een romantisch deel met slingerpaadjes in de steengroeve, een rozentuin (met rozen van over de hele wereld), een informele Japanse tuin en zo nog wat – waaronder een stuk met alleen maar begonia’s in alle soorten en kleuren en een fontein waar je echt tijden naar kunt kijken zonder dat het gaat vervelen. Grappig om het verschil te zien met Europese tuinen: hier geen zorgvuldig op elkaar afgestemde tinten in groen en bloemen, maar de meest wilde kleurencombinaties. We hebben er een flink aantal uren doorgebracht, wandelend en zittend, kijkend naar de bloemen en de mensen. Een bijzonder multicultureel geheel, trouwens, in volstrekte harmonie.

Dat laatste gold, voor zover we konden zien, overigens ook voor Victoria, de stad waar we onze tweede overnachting hadden. Niet de grootste stad van de provincie British Columbia – dat is Vancouver- maar wel de hoofdstad, met een parlementsgebouw waaraan je duidelijk kunt zien dat dit een deel was van het Britse Rijk. Geflankeerd door een enorme totempaal, want Canada erkent heel expliciet het bestaan van de “First Nations”, de oorspronkelijke bewoners. Wat overigens niet lijkt te betekenen dat ze een eerlijk deel in de welvaart hebben, want waar ze in nederzettingen bij elkaar wonen, ziet het er beduidend minder welvarend uit dan op andere plaatsen. Maar ook dat is relatief, want in de binnenstad van Victoria zagen we ook redelijk wat kennelijk daklozen, dus de welvaartsverdeling lijkt sowieso niet erg egalitair.

Van de stad hebben we vooral een stukje binnenstad gezien en de strook langs het water rond de oude haven. Een beetje de klassieke western-stijl, maar toch wat anders dan vergelijkbare steden in de VS. Nauwelijks hoogbouw -en hoog dan ook nog eens zeer betrekkelijk- en redelijk voetganger-vriendelijk. En door de ligging aan het water drong zich ook de vergelijking op met Stockholm, Oslo, Sydney en zo nog wat steden waar we de afgelopen jaren waren. Die dan allemaal Ă©Ă©n ding misten wat Victoria wel heeft: de watervliegtuigen waarmee je rondvluchten kunt maken. Een verleiding die we hebben weerstaan.

Een verleiding waar we wel voor vielen, was het eerste het beste visrestaurant dat we tegenkwamen: Nautical Nellies. Nou ja – niet het beste dus. Hopen we voor de Victorianen. Maar wel een attente bediening, wat natuurlijk weer niet gek is als je weet dat ze voor hun betaling voornamelijk afhankelijk zijn van de fooi. Ons hotel, The Embassy Inn, was wat simpeler dan het bekende “The Empress”, maar voor onze behoeften -een goed bed en rust- volstrekt aan de maat. Daar hebben we dan ook weer goed gebruik van gemaakt.

Reacties

Reacties

Milene

Ah, dat klinkt als een heerlijk begin van jullie reis! Hoop dat jullie ondanks de rook genoten hebben. x Milene

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!