Royal Air Maroc verlengt vakantie
We zijn al weer een week thuis. Gisteren ontvingen we de ansichtkaart die we 10 dagen geleden uit Tamegroute verstuurden. En dat herinnerde ons eraan dat we nog een paar kleinigheden te melden hebben.
Allereerst: de foto's. Die staan ditmaal niet in dit blog, maar apart, op Picasa, in webalbum 2010 Marokko.
Dan Ouarzazate. Is die stad interessant genoeg voor een dag? We weten het niet echt. We hadden in elk geval niet zoveel zin meer om allerlei dingen te bekijken, en het was ook wel erg heet. DE grote Kasbah van Taourirt hebben we links (nou ja, rechts) laten liggen. Zoveel toeristen, zoveel gidsen die ongetwijfeld ook wel een handeltje wilden drijven. Ook van het er tegenovegelegen ambachtencentrum hadden we snel ons bekomst: als je niet echt geïnteresseerd bent in hoe stenen maskers of zilveren sieraden worden gemaakt en ze alhelemaal niet wilt kopen, ben je daar niet op je plaats.
Fascinerend was wel het ernaast gelegen museum van de film: één groot decor, waar vooral Italiaanse bijbelverfilmingen zijn gemaakt. Kerkers en kerken, grotten en troonzalen, slaap- en badkamers - alles is er. Levensecht en levensgroot. Van hout en papier maché, of iets dergelijks.
Op diverse plaatsen in Marokko vind je reclameborden met daarop een oproep om te investeren in vakantiewoningen in Ouarzazate. Daar staat dan bij dat er drie vluchten per dag heen gaan - en dat is op het vliegveld ook wel te merken. De rust is er - ja, hoe zeg je dat. Nou ja - stel je voor: je werk is om het vliegveld te bewaken, informatie te geven, de reizigers in te checken etc. En er zijn drie vluchten die aankomen en weer vertrekken: één 's ochtends om een uur of 7, één 's avonds om die tijd en één rond middernacht. Zzzzzzzzzz......
Onze vlucht naar Casablanca zou oorspronkelijk om 19.30 gaan, maar vanwege de zomerttijd werd dat 20.30. We waren er even na 18.00. Zzzzzzzzzzzz. Om 20.40 kwam het toestel binnen. Een half uur later zaten we er in, en weer een uur later stonden we in Casablanca. Wachten op de bagage, door politie en douane (ja, waarom zou je nationale en internationale vluchten scheiden), nog even afgezet door een taxichauffeur (Het leek wel Amsterdam CS: de meeste chauffeurs vonden het ritje van 10 minuten naar ons hotel te kort; de chauffeur die wel wilde vetrelde doodleuk dat 200 Dirham zijn tarief was. Ach, zag ik in The Wire, dan geef je hem 50 en zeg je dat dat jouw tarief is - maar ja, dat is lastig als je allen maar biljetten van 200 hebt. Les: zorg dat je altijd kleine coupuresin je portemonnee houdt) en ingecheckt in het Atlas Airport Hotel. Daar hadden we geen hoge verwachtingen van -op Tripadvisor luidden heel wat adviezen 'Don't go there'- en die werden geheel waargemaakt: een receptionist die de hele incheckprocedure afhandelde terwijl hij een telefoongesprek voerde (tegen ons deed hij alleen zijn mond open om te vragen of we vooruit wilden betalen - en dat hadden we al gedaan via de boekingsite), geen handdoeken op de kamer (maar wel een kamermeisje dat ze snel bracht, zij het maar één badlaken) en overigens een erg basic kamer. Maar het restaurant was nog open, en het buffet voor gestrande of vertraagde Royal Air Maroc reizigers(dat waren wij niet, wij hadden de overnacht ingepland) stond klaar - en werd gebruikt.
De volgende ochtend om zeven uur naar het vliegveld (zorg dat je op tijd in het gratis minibusje zit, want vol is vol) en weer door diverse beveiligingspoortjes. Ga niet in de rij staan - dat is heel on-Marokkaans. Gewoon naar voren lopen en je koffer voor die van een ander op de band. En niet omkijken.
Inchecken via een automaat - kun je doen. Maar er is geen duidelijk afgiftepunt voor de bagage, dus daarmee sta je dan toch nog in de rij. Blijf de gates in de gaten houden. Wij zouden vertrekken van gate 31, maar daar verscheen op de monitor ineens een vlucht naar Parijs. Niemand omiets aan te vragen, maar ergens waren er ook monitors waar bleek dat onze vlucht nu zou vertrekken van gate 21. Dat is letterlijk aan de andere kant van de terminal. Er zaten daar al veel mensen te wachten. Op de vlucht naar Parijs, bleek later, toen omgeroepen werd dat ze zich nu snel moesten melden bij gate 31 omdat ze het vertrek vertraagden.
Onze vlucht vertrok uiteindelijk -we vonden dat meevallen- met 2 uur vertraging. Volgens een grondstewardess omdat we moesten wachten op 'le commandant', maar Nederlanders die kort voor vertrek instapten vertelden dat we op hen gewacht hadden: zij kwamen uit Marakech, met een vlucht die moest aansluiten maar die door een enorme chaos daar twee uur te laat vertrokken was. En dan was er nog die ene passagier die echt als laatste instapte, en die vertelde dat ze op het vliegveld echt van hot naar her was gestuurd.
De vlucht verliep verder prima (waarschijnlijk hadden de stewardessen stage gelopen in het Atlas Airport Hotel, want ze konden hun werk doen zonder hun onderlinge gesprekken ook maar één moment te onderbreken). Op Schiphol was het koud en nat. Op Den Haag Hollands Spoor namen we een taxi naar huis, en troffen een chauffeur die ons, toen we onderweg waren, vroeg of we wel gezien hadden dat hij voor het vervoer van de koffers € 3,50 extra in rekening moest brengen - en die, toen ik hem € 12 van de € 12,50 gegeven had die de rit moest kosten en nog even zocht naar de rest, zei dat het zo goed was .....
Ali Baba in 1001 nacht
Een man met een baard heet hier Ali Baba, en zo worden we dus regelmatig begroet (vrouwelijke metgezellen behoeven hier geen naam, al moeten ze wel net als hun mannen bij elk hotel de fiches invullen met allerlei nuttige gegevens als beroep, woonadres en plaats van vorige en volgende verblijf. Je ziet gewoon de horden ijverige politiemannen en -vrouwen voor je die dat allemaal -met één vinger- overtikken).
Hotel Kasbah Les Meteorites, zo'n 13 kiometer voorbij Alnif, is groot. En druk, zegt de SNP-gids, want het is een uitgelezen plaats voor een lunch op de lange weg tussen Rissani en N'Kob, de
volgende grotere plaats. Een paar restaurants, waar je Marokkaanse specialiteiten kunt eten. Wel leuk dus dat we daar overnachten, omdat de accomodatie in N'Kob die eigenlijk in het programma zat,
vol is.
De drukte valt mee. Sterker nog, het is uitgestorven. Na enig zoeken vinden we de barman, die vervolgens weer iemand de iets met de receptie van doen heeft en na veel geroep op de binnenplaats komt
er uiteindelijk iemand die ons naar een kamer brengt. Het lijkt wel wat op de Portes du Dessert waar we de nacht daarvoor doorbrachten: fantasieloze nieuwbouw, maar wel een beetje in de stijl van
een ommuurd dorp. En dit is groter, en wat meer aangekleed.
De reden waarom er niemand bij de receptie was, zo wordt ons verteld, is dat iedereen druk bezig is alles in orde te brengen voor de ontvangst van een paar honderd gasten: de deelnemers aan een fietsrally door de woestijn en de officials, verzorgers en TV-ploegen die hen vergezellen. Daarom is er rond de Kasbah ook een heel tentenkamp opgetrokken. Waarschijnlijk slapen daar de renners, want als we de volgende ochtend om negen uur -het is dan net een paar uur koel genoeg om te kunnen slapen- onder druk gezet worden om snel onze kamer te verlaten, blijkt dat te zijn ten behoeve van de televisieploeg, of de medische verzorging. Het hele complex is dan al een tijdje in rep en roer en er wordt veel in portofoons geroepen, want er moet kennelijk nog van alles gebeuren. Planning is alles, denken we - had ons even de avond tevoren verteld dat we geacht werden vroeg te vertrekken. Of had ueberhaupt de kamer niet verhuurd - veel zouden we er niet aan gemist hebben, en zeker niet het diner, dat geen enkele keus bood maar bestond uit soep, kip, frites en groenten. Dezelfde Marokkaanse specialiteiten die ook de komende dagen geserveerd zouden worden, zagen we, want naast het restaurant, in de gloeiende zon, stonden bakken met honderden kippen, uien, doperwten en aardappelen. En dat er in N'Kob nu echt niets anders te vinden was geweest dan dat hotel dat vol zat - toen we er twee uur na ons wreed ontwaken doorheen reden, leken er toch genoeg te zijn.
Maar, het is goed om dit soort dingen te ervaren, want dan waardeer je de andere weer meer. Niet dat dat een probleem zou zijn met de plek waar we nu zitten: Riad Lamane in Zagora. Een lusthof in
de oase, anders kun je het niet omschrijven. Ook een soort Kasbah, maar dan ontworpen door Dali of Gaudi. Nooit geweten dat die Berberse voorouders hadden, maar er zijn opmerkelijke overeenkomsten.
Ja, er zijn hier rechte hoeken, maar ze zijn in de minderheid. Ronde vormen en een zekere grilligheid, dat is kenmerkend. En de kamers zijn -allemaal verschillende- afzonderlijke huisjes in een
grote tuin waarin de bougainville uitbundig bloeit en de vogeltjes elkaar veel te vertellen hebben. Een enigszins detonerend zwembad, en een restaurant in een soort berbertent. Prettig om te
zitten, en ze hebben ook nog eens alles wat er op de kaart staat, maar dat komt waarschijnlijk doordat het voorgeabriceerd is, want de kwaliteit is niet geweldig.
Maar alles bij elkaar is dit een geweldige plek om te zitten: rustig, schoon, comfortabel, en in een 1001 nacht stijl waar je niet snel op uitgekeken raakt.
Zagora is een betrekkelijk grote plaats -de hoofdplaats van de provincie- en ligt aan de hoofdweg die 90 kilometer verder ophoudt waar de woestijn echt begint. Zo te zien zijn er verschillende Zagora's: nog wat landbouwgrond rond de rivier, met de palmentuin en de kleine akkertjes die we hier al meer gezien hebben, een wat oudere (maar niet heel oude) stad waar veel mensen wonen en een aantal moderne gebouwen rond een zeer brede avenue. Voor een deel duidelijk prestigeobjecten, waarmee begonnen is in een tijd dat het economisch beter ging, en nu voor een deel niet afgbouwd. Maar ook dat zie je hier vaker. En er is een grote markt - vooral heel veel groenten en fruit, waar we kunnen rondlopen zonder gids, en zonder teveel lastig gevallen te worden door mensen die ons graag wat willen verkopen of gewoon even 'Ali Baba' zeggen, en dat ze een vriend in Amsterdam hebben.
Een gids kunnen we weer niet weerstaan in Tamigroute, een stadje -of dorpje- zo'n 15 kilometer verder langs de hoofdweg, en eigenlijk al echt in de woestijn. Hakim staat klaar bij de parkeerplaats
en loopt als vanzelfsprekend met ons mee naar de toeristsche trekpleister van deze plaats: de bibliotheek van de oude Koranschool. Daar laat hij ons over aan de zorgen van een van de
bibliothecarissen, een oude man die ons streng (zo nu en dan hanteert hij zelfs een soort zweepje van riet om Marian bij de les te houden) langs een aantal uitgestalde boeken leidt: Korans,
Koran-commentaren, poezie, astronomie, biologie, algebra etc. Allemaal in het Arabisch natuurlijk, dus veel meer dan constateren dat het mooie en soms mooi geïllustreerde boeken zijn, kunnen we
niet. En met zijn kennis van de algebra en onze kennis van het Frans komen we ook niet veel verder dan wat we al kunnen zien, namelijk dat er een vermenigvuldigingstabel in het boek staat.
Bij het afscheid wil de man natuurlijk een bakshish. En hij trekt nog even aan mijn baard, en zegt dat dat een goede stap op weg is naar een goed moslim zijn. Nou, dat is dan weer iets anders dan
een roverhoofdman.
Hakim staat natuurlijk op ons te wachten, en brengt ons naar het mausoleum van de stichter van de bibliotheek / school. Naar binnen mogen we, ondanks mijn baard, niet - maar dat wilden we ook niet
echt. Vervolgens gaat het richting de oude Berberstad - die in veel lijkt op wat we eerder gezien hebben: huizen dicht op elkaar, over de straatjes heengebouwd etc. En Hakim legt uit: over waar het
vee wordt gestald, waar de mensen wonen, koken en slapen, dat we aan de aardewerken pot op de gevel van een huis kunnen zien dat daar een huwbaar meisje woont, dat je getrouwde vrouwen herkent aan
een zwarte sluier of ander zwart kledingstuk, etc. En wat we beslist even moeten zien is het huis van de coöperatie, waar iemand zit om ons te vertellen hoe je potten bakt en glazuurt. Twee
schaaltjes rijker en 220 dirham armer vertrekken we weer. De techniek van de Engelsman die we gisteren spraken en die vertelde hoe hij afdong ('Je moet uitkomen op een derde van hun startprijs, dus
jouw eerste bod begint veel lager. En wees niet bang dat je ze beledigt of dat de koop niet doorgaat - je had het om te beginnen al niet nodig.') - die techniek zullen we waarschijnlijk wel nooit
beheersen. Nee, geef ons toch maar een markt waar je als consument prijzen kunt vergelijken en zo wat meer het idee kunt hebben dat er sprake is van een gelijkwaardige relatie. Dat zou trouwens ook
de handel in algemene zin ten goede komen, want bij de Bedouinenwinkel waar Hakim ons vervolgens nog mee naar toe neemt, hebben we er echt geen zin meer in en lopen we weg terwijl de verkoper nog
maar net begonnen is zijn waren te tonen. En dat terwijl hij eigenlijk best mooie sieraden had.
Goed, Hakim krijgt nog zijn fooi, en de man die op de auto heeft gepast natuurlijk ook, maar wij stappen een plaats binnen waar je niet hoeft te onderhandelen: een restaurant. Een lekkere couscous
légumes voor een schappelijke prijs in een complex dat wel wat lijkt op onze Riad - maar wat maakt het een verschil of je water in relatieve overvloed hebt, of dat je probeert een tuin aan te
leggen op een plaats waar het al vier jaar niet geregend heeft.
De rest van de dag nog wat rondgekeken in Zagora, rondgehangen in onze lusthof, gegeten in het restaurant van een hotel verderop en geconstateerd dat ons verblijf echt het mooiste en het prettigste is, lekker veel gelezen en laat naar bed. Niet te vroeg weer op, het matige -dat is echt een minpunt van deze Riad- ontbijt genuttigd en vertrokken richting ons startpunt: Dar Daïf bij Ouarzazate. Een mooie tocht die uiteindelijk over een hoge pas door ruig bergland voert, langs wat kloven die doen denken aan de Grand Canyon, maar dan van een overzichtelijker formaat. Gezocht naar een restaurant dat meneer / mevrouw SNP aanried, maar dat heel ergens anders bleek te liggen dan ze zeiden en dat ook nog eens gesloten was wegens verbouwing. Daarom maar geluncht in een restaurant dat zich aanprees als gespecialiseerd in vlees van geit en dromedaris, en dat van de bekende maaltijd (salade, tajine, dessert) toch net weer iets anders wist te maken.
En nu zitten we weer op hetzelfde terrasje van dezelfde kamer waar we na onze wat uitgelopen vliegreis terecht kwamen, en genieten we van de rust. Straks misschien even in het zwembad, daarna echt lekker eten en morgen nog een dagje Ouarzazate (hopen dat we het daar een dag uithouden - 200 km heen en 200 terug naar Marakech is toch echt te ver) en dan -Insh Allah- een late vlucht naar Casablaca, en de volgende ochtend een niet al te vroege naar huis.
Oui, c'était bon.
Goede toeristen, slechte toeristen
Gisteren hebben we netjes gedaan wat meneer of mevrouw SNP ons suggereerde: een fietstocht gemaakt door de oase van Ferkla en het museum vlak bij ons hotel bezocht, en op die manier veel opgestoken van het Berberleven. Maar we hebben ook een museum niet bezocht, en een nabijgelegen idyllisch plaatsje links laten liggen. En vandaag zijn we niet gestopt bij een aantal uitnodigend langs de weg opgestelde nomadententen, waar men ons volgens de borden een warm welkom en een aangename rustpauze te bieden had. En ongetwijfeld veel uitleg over het nomadenleven, en diverse koopwaar om ons daar thuis aan te herinneren. 'Chief Yellowhorse', zeggen wij dan tegen elkaar - zijn aanbevelingen en zilveren sieraden negeerden we destijds in Arizona ook, tot en met het bord 'Friendly Indian behind you'. We worden er gewoon wat opstandig van - of is het angst opgelicht te worden, gène om toerist te zijn of zijn we gewoon blasé?
Maar aan de andere kant - nog geen uur later laten we ons in Rissani op sleeptouw nemen door een jongen die ons voor 10 Dirham de markt zal laten zien, terwijl zijn collega op de auto past. Tussen
honderden mensen eerst naar de groenten -veel uien- en dan naar de ezelmarkt en de aangrenzende ezelpakeerplaats. Ook daar blijkt weer dat vrouwen in Marokko een bijzondere positie innemen -
ezelinnen worden hier niet toegelaten. Projecteren die mannen nou hun eigen bronst op de ezels, of is het omgekeerd?
Daarna de Hollandse markt (koeien) en de schapen, en vervolgens de grote warenmarkt. 'Come, I'll show you the Berber Pharmacy.' Die -een kraam met grote hoeveelheden kruiden en watertjes- blijkt
geheel ingericht op het ontvangen van toeristen: er zit al een Duits paar kruidenthee te drinken en reukwatertjes te snuiven, en dat staat ons ook te wachten. Maar het enthousiasme slinkt snel als
we echt niet geïnteresseerd blijken.
Dan maar naar de ambachtslieden, en in het bijzonder de winkel waar ze hun waren verkopen. Nou ja, we zijn nu goede touristen, en dus kopen we een marmeren ei. Zeshonderd Dirham moet het kosten,
maar we moeten afdingen, zegt de verkoper erbij. Goed dan - 200. Nee, dat is belachelijk. Noem je maximale prijs, vraagt hij. Die is 250, en ook dat wijst hij af. Tot we echt weglopen - dan is het
ineens goed. En dus te hoog, denken we dan. Ach, waar moeten ze hier anders van leven ....
Vervolgens neemt onze gids ons mee naar de uitstalling van zijn vader, waar hij nog wel een goedkoop kleedje voor ons weet. Nou, dat hoeft niet, en dan hoeft hij ook niet zo hard meer. Op weg naar
de uitgang van de markt vraagt hij nog wel of we al een hotel hebben - zijn familie heeft er namelijk een, hier in Rissani. En dat we op doorreis zijn naar Merzouga komt goed uit, want toevallig
hebben ze ook daar een heel goed hotel - met zwembad. En bij zijn vriend, die we toevallig tegenkomen, kunnen we een echt originele Berberse pizza eten.
Dat slaan we af, en we vertrekken weer, na onze gids 50 Dirham betaald te hebben. Wisselgeld is hier onbekend - althans, je mag als toerist blij zijn als je iets kleiners dan 20 Dirham in handen
krijgt. Een uitgekiende economie, zullen we maar zeggen.
Een kilometer verder eten we wat op het terras van een restaurant waar in het uurtje dat we er zitten drie verschillende mannen even aanschuiven die ook familie in Merzouga hebben die een goed
hotel exploiteren, of een trip met een 4WD door de woestijn kunnen organiseren. En trouwens, een van hen heeft vrienden in Almere. En hij wil in Merzouga een school beginnen om de Berberkinderen
Engels te leren. Met het Internet, nu, hebben ze dat wel nodig. En hij gaat nu liften, dus als we hem straks nog langs de kant van de weg zien staan ....
Ons hotel in Merzouga ziet er comfortabel uit, en we tikken dit aan de rand van het zwembadje dat we daarnet voor ons alleen hadden. Nou ja, en een paar honderd sprinkhanen, maar die bleken bij nader inzien toch niet te kunnen zwemmen. Benieuwd wat er straks op het menu staat
Gegrilde kip met groenten, en vooraf een salade of soep. Die soep lukt ons beiden nog, maar tijdens het wachten op de kip wordt Max ziek. Een zonnesteek, opgelopen in het zwembad? Het vlees tijdens de lunch, de salade, de olijven? Was de kruidenthee bij de Pharmacie Berber een laxeermiddel? Nou ja, het was in elk geval niet de zalmmousse, want we leven nog - en na een wat koortsige nacht is 's ochtends alles weer in orde.
Naar Merzouga kom je vanwege de grote zandduinen die hier vlakbij liggen. Meneer / mevrouw SNP raadt ons dringend aan om een dromedaris te huren en daamee de duinen op te gaan. Waarom dat met een
dromedaris moet, is een beetje onduidelijk, want naar het schijnt kunnen die de klim niet aan als je op hun rug zit, en is het voor het echte woestijngevoel ook beter als je op je blote voeten door
het zand loopt. Maar wij doen dat allemaal niet, en niet alleen omdat we de fietstocht van gisteren nog in de benen en daarboven hebben zitten. Het summum van een dergelijke tocht is namelijk de
zonsondergang die de duinen in vele kleuren zet - maar er is een hoge sluierbewoking en een lage stofsluier, dus de zon zakt weg in grijstinten.
In de ochtend is het trouwens weer redelijk helder, maar voor de zonsopkomst zijn we op het moment dat we dat merken al weer ruimschoots te laat.
Terug richting Rissani, waar inmiddels de stroomstoring voorbij is en we dus kunnen tanken. Dat werd tijd. Door naar Alnif, door een dor en verlaten gebied. Hoewel, verlaten - Marokko blijkt dicht
bevolkt. Als je goed kijkt zie je veel eenzame huizen en nog eenzamer herders met hun kuddes. En op de gekste plaatsen kom je fietsers tegen.
Het landschap doet ons, vreemd genoeg, denken aan de hoogvlakte van Noorwegen, maar dan zonder de sneeuw. Uitgebreide rotsige vlakten, omzoomd met bergen - sommige heel scherp, andere bijna rond
afgesleten. En nauwelijks begroeiing. Een heel andere woestijn dan Australië, dus, en ook een andere kleur stof. Maar wel dezelfde hitte.
In Alnif stoppen we voor de lunch. Een Salade Fantastique (behalve tomaat, paprika en ui ook mais, ei, sardientjes, olijven en banaan) en een Omelette Berber (net een Marokkaanse, maar met een blikje tonijn). De oom van de uitbater is ook de eigenaar en de kok, en hij exploiteert daarnaast het winkeltje met etenswaren en dat met de fossielen. Deze Mohammed Boulyiri is naar zijn zeggen wereldberoemd, en hij heeft een vriend in Amsterdam. Kees, een collega-geoloog. Hij toont ons het boek van Duitse geologen met zijn foto erin en de Franse reisgids waarin een bezoek aan zijn fossielenparadijs wordt aanbevolen. Afwisselend in het Frans en het Engels praten we verder, en vertelt hij ons over de Berbers. Dat zij een heel ander volk zijn dan de Arabieren: vrij, humaan en verbonden met de aarde. De muziek is veel opzwepender, en de vrouwen dragen geen sluiers. Dat we geen fossielen willen kopen is een beetje teleurstellend, maar het was leuk ons ontmoet te hebben. En dat, het moet gezegd, was wederzijds.
Slechte toeristen zijn we, ten slotte, misschien ook wel in de ogen van de Nederlanders die we later in de middag ontmoeten in ons volgende hotel, en van wie de vrouw een praatje aanknoopt. Veel
verder dan constateren dat zij de andere kant uit rondrijden en dat ze dat doen met chauffeur, komen we niet. Met een ander Nederlands stel klikt het kennelijk beter, want daarmee zitten ze in het
restaurant en in de lounge.
Op de een of andere manier zijn we inderdaad niet zo van die gezelschapzoekers tijden vakanties - al bewaren we goede herinneringen en een paar langdurige vriendschappen aan de keren dat we dat wel
deden.
Fietsen in de oase
Het ontbijt is uitgebreid, met verschillende soorten pannekoeken en brood, en diverse huisgemaakte jams. Jammer eigenlijk dat we meteen weer weg moeten, naar onze volgende etappeplaats - maar we komen hier aan het eind va de rit weer terug. En dus mogen we nu al vertellen wat we dan zullen eten. De kaart ziet er goed uit: een keur aan tajinnes ...
We nemen de tijd om nog even rond te kijken in Ouarzazate en krijgen op de markt een lesje afdingen. 'Chez nous on marchand,' zegt de verkoper als ik bereid ben 320 Dirham te betalen voor een paar
sandalen, '280 is een goede prijs.' En 250 ook, blijkt vervolgens als er onvoldoende wisselgeld is.
Een interessante markt overigens, met de meest uiteenlopende waar. Inclusief veelkleurige en geurige kruiden, en levende kippen en konijnen. Nou ja, tot iemand ze koopt, want dan worden ze ter
plekke geslacht. Wel een stuk verser dan het rundvlees dat er ook hangt, zonder koeling maar met een stuk plastic erover tegen de vliegen.
Goed bedekt, maar misschien niet alleen tegen de vliegen, zijn hier ook de meeste vrouwen. Dat hadden we al wel verwacht, maar wat hier opvalt is dat de gewaden en de hoofddoeken hier zoveel
zwieriger en vooral kleuriger zijn. Begeleiding door man, vader of broer lijkt hier niet nodig, en de Marokkaanse vrouwen die in Nederland moeten leren fietsen komen waarschijnlijk niet hier
vandaan, want hier wordt wat afgefietst. Maar ook op ezels gereden, en gelopen - soms met grote bundels van een of ander gewas op de rug. Of manden met was op het hoofd.
Een samenleving op de grens van traditioneel en modern, zoveel is duidelijk. Je ziet het ook aan de gebouwen: oud is opgetrokken uit leem en stro, en heeft oneffen, naar binnen hellende muren.
Nieuw is van voorgevormde steen en beton, en opvallend recht en hoekig. Maar de ramen en deuren worden nog ter plekke gemaakt: er is geen plaatsje of je vindt er wel een timmerman en een smid, die
aan de weg hun werk doen.
De winkels zijn nog overwegend van het type waar je (in de deuropening) voor een toonbank staat waarachter iemand tussen onwaarschijnlijk veel spullen zit die in rekken liggen opgestapeld, maar er
zijn ook al kleine supermarktjes / zelfbedieningswinkels. En Internetcafé's.
De rit naar Boumalne-du-Dades is niet zo lang. Zo'n 120 kilometer over een goede weg, door heel wisselend landschap: dorre woestijn, oases met palmbomen en akkertjes, kleine dorpjes en grotere
stadjes. Vroeg in de middag komen we in ons hotel, Kasbah Tizzarouine. Nog niet zolang geleden gebouwd, dat is duidelijk, maar naar klassiek model: een hoge muur om een groot terrein, en op dat
terrein een aantal gebouwtjes, allemaal van maar één verdieping, met kamers, een restaurant, een zwembad etc. Aan de rivierkant een terras met een prachtig uitzicht op de Atlas. Besneeuwde toppen,
en hier is het ruim 30 graden ....
Onze kamer ziet er prettig uit, met een apart zitkamertje en een terrasje, maar valt in de praktijk wat tegen. Op het terrasje staan geen stoelen, en die blijken zefs in het geheel te ontbreken: de
zitkamer bestaat uit een aantal sofa's. En als het 's avonds donker is, blijkt de enige lamp die genoeg licht geeft om te lezen, het kale peertje in het halletje voor het toilet te zijn. Gehorig is
het trouwens ook, en hoewel er maar weinig gasten zijn worden ze wel allemaal bij elkaar op één stukje gang gezet.
De lunch genieten we op het terras van een nabijgelegen restaurant, met hetzelfde fraaie uitzicht. Harira (linzensoep), couscous met rundvlees en als dessert sinaasappel met kaneel - prima. En een
muntthee om af te sluiten, ook lekker. Daarna kijken we wat in het stadje. Veel kleine winkeltjes, een aflopende markt en hier en daar iemand de op straat een handeltje heeft uitgestald. Oude
opladers van mobiele telefoons, schoenen die er volstrekt afgedragen uitzien, papieren zakdoekjes. Armoede dus, maar geen bedelaars. Wel jongens die twee woorden Nederlands spreken en vinden dat we
mee moeten komen naar hun winkel. Dat doen we maar niet, want er is toch niets van onze gading - behalve een paar flessen water.
Het aanbevolen tochtje met de auto langs de Dades -een rivier die afkomstig is van de hoge Atlas - leidt inderdaad langs mooie vergezichten en door smalle hoge kloven. Bijzondere rotsformaties
getuigen van een vulkanisch verleden, overal aanwezige plastic zakken van een weinig milieubewust heden.
Na terugkomst in het hotel lokt het zwembad, maar het water blijkt erg koud en de zon is inmiddels achter wolken verdwenen. In de verte, boven de Atlas, onweert het; bij ons is er slechts de
bijbehorende harde wind. Tijd voor een late siësta, dus.
Het restaurant van het hotel valt wat tegen. Hoewel de maaltijd niet inbegrepen is, is er geen keuze - en het menu is ook nog eens hetzelfde als wat we als lunch hadden. Nou ja, ditmaal is de
Tajinne bereid met kip, en net wat andere kruiden dan 's middags. En ze hebben wijn, voor een prijs die bijna even hoog is als die van de hele maaltijd, en van een kwaliteit die daarmee niet in
overeenstemming is. Als dessert vers gemaakte fruitsalade, met rozewater.
Het ontbijt genieten we op het terras met wijds uitzicht. Er is kaas van de lachende koe, en worst die ons doet denken aan vroeger: ze ziet er uit als Smac, maar smaakt anders.
Voor ons doen zijn we al vroeg op weg naar onze volgende verblijfplaats, in de oase Ferkla. Ook geen lange rit, maar wel weer afwisselend. Eerst een dorre hoogvlakte -vroeger zeebodem, nu op 1.500
meter hoogte- en daarna een langgerekte oase, of eigenlijk een opeenvolging van oases, met daarin diverse stadjes en dorpjes. Ons hotel is in Ksar El Khorbat, en blijkt weer heel bijzonder. De Ksar
is een soort appartementengebouw, maar dan eeuwen oud en nogal groot: zeker een kilometer lang, een paar honderd meter breed en drie of vier verdiepingen hoog. Aan de buitenkant op de hoeken en
verder regelmatig langs de lange zijden wachttorens, een grote poort en een paar kleine toegangsdeuren. Binnen een betrekkelijk regelmatig raster van straten: een hoofdstraat in de lengte, en om de
zoveel meter een zijstraat. Allemaal vrijwel helemaal overbouwd - alleen hier en daar is er een lichtschacht open gelaten. Aan deze binnenstraten de ingangen van de huizen - sommige bewoond,
sommige geheel vervallen. En bij de grote toegangspoort de moskee.
Ons hotel ligt aan zo'n dwarsstraat, en beslaat zo te zien een aantal huizen. We krijgen een twee-kamer appartement op de eerste verdieping, met een raam dat uitziet op de oase, en een terrasje dat
geheel ingebouwd is maar waar midden op de dag toch wat zon komt. Op dit terrasje wel twee stoelen, en een tafeltje. En zelfs een lamp, zodat je er ook 's avonds lekker zit met een boek. Waarbij je
dan wel gezelschap gehouden wordt door zwermen vleesetende vliegen, maar dat mag de pret niet drukken.
Voor de lunch gaan we op weg naar het plaatsje Tinejdad, dat wat verderop in de oase ligt, maar voor we daar aankomen vinden we een aangenaaam uitziend restaurant dat zijn naam Panorama waarmaakt.
Een salade van tomaat, ui, courgette en koriander- meneer Montignac zou tevreden zijn. Vervolgens een tajinne omelette - gestoofde tomaat, ui, olijven, koriander en ei. Goh, dan was die
Marrokkaanse omelet die we vorig jaar in Melbourne aten dus authentiek ....
Na de lunch toch naar Tinejdad - een kilomerslang lintdorp. Langs de weg allerlei winkels en werkplaatsen - merendeels gesloten, want het is vrijdagmiddag. Het is druk op straat: jong en oud loopt of fietst heen en weer. Er rijden ook veel brommers, al dan niet tot driewieler omgebouwd, en scootertjes. Een berijder daarvan ziet te laat dat een auto voor hem stopt, en ervaart dat je een helm beter op je hoofd kunt zetten dan over je koplamp hangen. Er verzamelt zich binnen de kortste keren een forse menigte rond de plaats van het ongeval, en wij zien weinig reden om ons daar bij te voegen. Maar je vraagt je wel af hoe het zit met de zorg voor iemand die gewond raakt of ziek wordt: een dokter zal er vast wel zijn - maar een ziekenhuis?
's Avonds eten we aan de rand van het zwembad, dat ons hotel ook blijkt te hebben: twee bij zes meter, zo'n beetje. Op de derde verdieping, en betegeld in een kleurstelling waardoor je even met je ogen moet knippen. Hier zitten we wel half pension (waarom is niet duidelijk - er is ook een restaurant vlak voor de deur) maar er is wel keuze. Uit salade of soep, en tajinne of spaghetti. Het wordt salade en tajine, met rundgehakt. Interessant: een schaal vol licht gekruide gehaktballetjes, en daarover ei. Gloeiend heet uit de oven. Erbij wat groente: aardappels, pompoen. En als dessert fruitsalade met een beetje yoghurt.
Het bed is hard en smal, maar we slapen prima - ondanks de oproepen tot het gebed die ons van diverse kanten geworden.
Na het ontbijt -ha, alweer een ei- huren we fietsen. Vélo's tous terrains, oftewel moutainbikes in goed Nederlands - voor ons een nieuwe ervaring. Het wordt geen liefde op het eerste gezicht, maar
dat heeft ook wat te maken met het feit dat van een ervan de versnellingen niet echt lekker werken (de keuze is ongeveer tussen het lichtste en het zwaarste verzet) en de zadelpen niet goed is vast
te zetten, zodat je na verloop van tijd met je oren tussen je knieën fietst. En verder is het fietsen over paden van gestolde modder of grove steenslag ook niet iets waar we een hobby van gaan
maken (zelfs niet degene van ons die een fiets met vering heeft getroffen)..
Maar je krijgt er wel iets voor terug. De route voert door de palmentuin langs een wirwar van irrigatiekanaaltjes en akkertjes van een paar vierkante meter, waar op allerlei plaatsen mensen (meest
vrouwen) aan het werk zijn. We komen door diverse grotere en kleinere dorpjes waar we telkens verdwalen maar uiteindelijk wel weer iemand tegenkomen die ons vertelt dat we nu echt in de goede
richting rijden - en dat blijkt dan nog te kloppen ook. Verder blijken we stevig de aandacht te trekken, van kinderen die eerst 'bonjour' roepen en dan om een pen of een dirham vragen, en van
volwassenen die achter onze rug en soms in ons gezicht in lachen uitbarsten vanwege ons roodhoofdig gepuf en geploeter, maar die wel vriendelijk informeren 'ca va?'. Ja ja, ca va.
Het kaartje dat we hebben meegekregen is niet zo gedetailleerd, en dat alle opschriften en straatnaambordjes (voorzover aanwezig) in het Arabisch zijn helpt ook niet, maar we slagen erin om ergens
een doorsteek te vinden naar Tinejdad waar we de (geasfalteerde) hoofdweg nemen om terug te rijden. Het is er weer druk, en nu zijn er heel wat meer werkplaatsen en winkels open. Lunch (inderdaad,
salade en Tajine) op het terras van een restaurant waar een zeil voor wat schaduw moet zorgen, maar door de wind en de regen die er 's nachts gevallen is vooral zo nu en dan een plens water doet
neerdalen. Een soort Marokkanse roulette, waar we redelijk gelukkig in wegkomen - alleen ons mandje brood krijgt de volle laag.
Een korte rit brengt ons vervolgens bij de achterkant van onze ksar, waar we de bordjes die aangeven dat we binnen niet mogen fietsen maar respecteren, en dus onze weg rond het gebouw zoeken. Vervolgens een douche om schoon te spoelen - een beetje wind voert hier al direct heel veel stof en zand mee. Je begint de kledinggewoonten hier te begrijpen.
Daarna een bezoek aan het museum dat vlak bij ons hotel ligt. In drie doorgebroken huizen krijgen we uitleg over landbouw, ambachten, bouwen, wonen, feesten, oorlog, kleding, de Marokkaanse
stammen, handel, Joden in Marokko (die hier tot 1967 kennelijk in groten getale leefden), eten en geneeskrachtige kruiden - zeer informatief allemaal. Dat ons vorige hotel zich Kasbah noemde lijkt
niet te kloppen - een Kasbah zou juist een gebouw van meer verdiepingen moeten zijn.
Aansluitend nog een wandelingetje, wat lezen (en schrijven) op ons terras, een maaltijd (nu een tajinne met kip en ingelegde citroen, en patat als groente) en vroeg naar bed - want vannacht gaat de
Marokkanse zomertijd in, en we willen morgen niet al te laat op weg naar onze volgende etappeplaats.
De koninklijke weg
Tot een uur later. Iemand die er uitziet alsof hij van Royal Air Maroc zou kunnen zijn, en die al snel omringd is door een steeds rumoeriger menigte. Het is duidelijk dat er iets aan de hand is - maar wat? Ons Marokkaans is non-existent (op het woordje shoekran -bedankt- na, dat Marian in het vliegtuig leerde van haar buurvrouw, die overigens perfect Amsterdams sprak) en ons Frans niet bestand tegen de snelheid en het door elkaar roepen. Dus maar even die buurvrouw van Marian geraadpleegd, die een stuk minder blij is dan ze daarvoor was: haar aansluitende vlucht naar Tanger blijkt gecanceld. De onze niet, zegt een inmiddels opgedoken grondstewardess. We moeten wachten.
Waarop wordt een kwartier later langzaam duidelijk. We krijgen nieuwe boardingkaarten. Voor een vlucht die vijf uur later gaat - om een uur of half twaalf 's avonds. En er schijnt ergens een bus te zijn waarmee we naar een hotel kunnen, om te eten. Of is het eten ergens anders, en het hotel een optie voor wie liever de volgende ochtend gaat? En wat bedoelen ze nou met dat stempel dat je in je paspoort moet krijgen, en waar kan dat dan?
We treffen lotgenoten die samen met ons in het toestel uit Amsterdam zaten: een alleenreizende jongedame die zegt dat ze wel een paar Marokkaanse scheldwoorden kent maar die het wel prettig vindt om bij ons in de buurt te blijven, en een Marokkaans-Nederlandse moeder van twee jonge kinderen, van wie ze de oudste tijdens onze zoektocht naar de bus kwijtraakt. Meegelopen met andere mensen, waarschijnlijk, die wel ergens door een controle mochten - omdat ze een stempel hadden? En hij heeft de paspoorten. 'Ga hem maar zoeken,' is wat ze van de politiemensen bij wie ze zich stijf van de stress meldt, te horen krijgt. En zie, ze vindt hem ook nog. 'Jij was ineens weg,' zegt de zesjarige tegen zijn moeder, 'dus ik ben maar blijven wachten.'
Inmiddels hebben we ook de plaats gevonden waar we een stempel in ons paspoort kunnen krijgen. Vijf mannen van het Marokkaanse equivalent van de immigratiebeambte waar we bij binnenkomst van de VS ook zo van houden: het grondige ondoorgrondelijke type. Vijf rijen ook. We nemen de kortste. Maar hé, die wordt maar niet korter, terwijl de andere bijna weg zijn. We blijken de meest grondige beambte gekozen te hebben. Althans hij, bekijkt de paspoorten het langst, vooral van de vrouwen, neemt ruim de tijd om de foto te vergelijken met de werkelijkheid en beheerst het één-vinger-typen perfect. En er moet veel overgetikt worden uit onze machineleesbare paspoorten... Het is trouwens maar goed ook dat die machines om ze te lezen hier nog niet zijn, bedenk ik me nu, want dan had hij waarschijnlijk ook de vingerafdrukken willen controlleren.
Na een half uurtje zijn we er doorheen, en begint de zoektocht naar de bus. Onderweg ontdekken Marian en ik een restaurant, en we besluiten afscheid te nemen van onze lotgenoten en daar maar wat te eten. Hoeven we ons ook niet af te vragen hoe we terugkomen op het vliegveld.
Een eenvoudige maaltijd en een fles rosé verder blijkt betalen met een creditcard niet mogelijk, en Dirhams hebben we nog niet. Geen nood: Euro's zijn ook welkom. Van 50 lijken we er 13 terug te krigen, maar het blijkt 65 Dirham te zijn. Geen idee hoeveel een Dirham is, eigenlijk. Dat vinden we snel uit als we vlak bij het restaurant een wisselkantoor tegenkomen: één Euro is 10 Dirham. Dan heeft de man in het restaurant wel een erg royale wisselkoers gehanteerd - en buiten Marian gerekend, die gewapend met 400 Dirham en het wisselgeld teruggaat. Uiteindelijk betalen we zo een stevige fooi, maar we krijgen onze 50 Euro terug en het voelt beter.
Op weg terug naar de gate treffen we twee Zwitserse dames die ook op onze vlucht wachten. Ze blijken net zo'n soort rondreis te gaan maken als wij, maar dan in een auito met chauffeur. Dat wij zelf gaan rijden vinden ze wel erg dapper - maar ja, het zal wel schelen dat we geen twee vrouwen zijn, denken ze. Tja - ik moet even denken aan onze zeer blonde en nog erg jonge stagiaire, die vertelde dat ze een paar jaar terug met een vriendin een trektocht door Marokko had gemaakt, en die nu in haar eentje op weg is in Thailand en omstreken.
Bij de gate is het rustig, maar langzaam aan komen onze medereizigers weer te voorschijn. De dame met de kindertjes heeft in het hotel even een kamer kunnen gebruiken en dus hebben ze wat kunnen slapen en douchen, en nu kunnen ze er weer tegen. Dat mag ook wel, want nu blijkt ergens op een bord te staan dat ook deze vlucht gecanceld is. Maar, zegt een van de politiemensen (er is natuurlijk niemand van Royal Air Maroc te zien) - geen nood, er gaat er nog een en daar worden jullie vast wel opgezet. Hij heeft gelijk. We mogen een uur later weer onze boardingkaarten omwisselen, en uiteindelijk vliegen we tegen middernacht toch nog naar Ouarzazate. Waarom de andere vluchten gecanceld werden - we zullen het waarschijnlijk nooit weten, maar het kan de Koninklijke Marokkaanse Luchtvaartmaatschappij geen windeieren gelegd hebben Dit toestel zit nu goed vol, en die andere twee zouden waarschijnlijk een stuk leger geweest zijn.
Vanuit het restaurant hebben we ons hotel gebeld, en de Marokkaanse agent van SNP. Die laatste heeft ervoor gezorgd dat de autoverhuurder op ons gewacht heeft, en dus rijden we nog redelijk kort na aankomst richting ons hotel. Althans, achter een man in een 4WD aan, die volgens de autoverhuurder ook die kant uitmoet. En zowaar - het klopt. Na een kwartier rijden door een verlaten stad en over een hobbelig landweggetje zijn we er. En ook de eigenaar van het hotel heeft op ons gewacht - met een keur aan lekkere gerechtjes. Met het tijdverschil van twee uur erbij is het inmiddels voor ons wel ver voorbij bedtijd, maar dit is toch even iets om van te genieten. Het bed, even later, trouwens ook.
Nog even Singapore (en Londen)
We zijn weer thuis. Een paar dagen al, maar we waren er nog nietaan toegekomen om onze laatste vakantieblog te voltooien. Vandaar dat je nu pas iets kunt lezen over onze twee dagen Singapore en de terugreis via Londen.
Singapore was onze eerste echte tropische ervaring, en we bleken er heel verschillend op te reageren. Voor Max was de warmte (overdag zo'n 35 graden) en de vochtigheid goed te doen, Marian was het liefst meteen weer in het vliegtuig gestapt om door te gaan naar koelere streken. Gelukkig zijn die koelere streken ook in Singapore zelf ruim aanwezig: hotels, restaurants en winkelcentra zijn stevig air conditioned. Dat maakt trouwens wel dat een dagje stad betekent dat je regelmatig plotselinge temperatuurverschillen van 15 tot 20 graden meemaakt - en dat vonden we geen van beiden echt prettig.
Ons hotel, het Pan Pacific, was weer iets heel anders dan we tot nu toe hebben meegemaakt. Aan de buitenkant foeilelijk, maar de binnenkant is spectaculair: een atrium tot aan de bovenste (37e) verdieping - en geen netten of dat soort kinderachtige dingen. Onze kamer -ruim, licht en aangenaam ingericht- was op de 26e - de business verdieping, met een balkon in het atrium waar je kunt gaan zitten voor een bespreking (deden wij gewoon op de kamer) maar waar je ook een kop echte espresso kunt zetten. Het uitzicht vanuit onze kamer was niet slecht: richting een wat groener deel van de stad rond het oorlogsmonument en het cricketveld, met in de verte de hoogbouw van het Central Business District en dichterbij -niet mooi- het dak van het Suntec City Convention Centre. Verder keek je recht naar beneden op het zwembad - mooi groot en met een echt diep gedeelte, zodat je je niet alleen op de ligstoelen eromheen hoefde te vermaken.
We hebben dit keer eens gedaan waar we meestal op neerkijken als 'typisch toeristisch': we hebben een tweedaags kaartje gekocht voor de stadstoer met een dubbeldeksbus, en als extra een river
cruise en een bustocht door historisch Singapore. Inderdaad, net wat je ervan verwacht: je wordt rondgereden langs een paar toeristische highlights (o.a de Singapore Flyer, het reuzenrad
dat een paar meter hoger is dan dat in Londen, en daarmee het grootste in de wereld, 'maar helaas zijn ze in Peking een rad aan het bouwen dat nog veel groter wordt.') en zoveel mogelijk
winkelcentra ('toeristen zijn de belangrijkste bron van inkomen voor Singapore en ze brengen jaarlijks zoveel dollar in'). Daarbij geven ze nuttige informatie voor de kooplustige ('voor het
nieuwste van het nieuwste op het gebied van IT en camera's moet u hier zijn') en de maatschappelijk geïnteresseerde passagier ('85% van de bevolking woont in flats als deze', 'voor een kleine villa
in deze straat waar leden van de regerende partij wonen, betaalt u vijf miljoen US$', 'Singapore is na Japan de grootste exporteur van tweedehands auto's').
Maar belangrijkste reden om deze bus te nemen was dat hij ons op een makkelijke manier bracht op een paar plaatsen waar we wilden zijn: ja, inderdaad, ook hier weer de botanische tuin en het museum
- dit keer met moderne Oost-Aziatische kunst. Dat laatste was nieuw voor ons, en zeker de moeite waard voor een uur of zo. Gevestigd, overigens, in het gebouw van een voormalige katholieke
jongensschool, aan de stichting waarvan zowel de fa. Brinkman & Co (met 150 dollar) als de Nederlandse Handelmaatschappij (met 250 dollar) hebben bijgedragen.
De botanische tuin was ook nieuw - dat wil zeggen, de paar hectare origineel regenwoud die daar bewaard zijn gebleven, en ook de gembertuin. Ja, inderdaad, dat spul waarvan je de wortel in
bolletjes of snippers in potjes koopt - of, als je heel avontuurlijk bent, vers. Dat blijkt een hele plantenfamilie te zijn, met zeer uiteenlopende verschijningsvormen boven de grond: van heel
fragiele bloemetjes die aan het eind van lange stengels wiegen in de wind tot stevige knoeperds van bloemen die direct op de grond liggen. Mooi - wat ons betreft hoefden we de orchideeëntuin niet
meer te zien.
De combinatie van bus en river cruise bracht ons ook van ons hotel naar een van de delen van de stad waar je ongeveer elk soort restaurant kunt vinden dat je je kunt voorstellen ('Als u zich afvraagt wat u moet doen in Singapore: shoppen en eten.') Daar hebben we dan toch maar weer gedaan wat we een tijdje geleden besloten hadden niet meer te doen: krab eten (met uitzondering van de soft shell crab die we in Austrelië voor het eerst aten en die wat ons betret vaker op het menu mag - inderdaad, met schaal en al). Al die moeite voor een beetje vlees, dat ook nog eens niet heel bijzonder is. Nou ja, in Singapore wel: dat wil zeggen, ze weten hier wel de overtreffende trap van chilisaus te maken. Verder is het inderdaad wereld(se) keuken hier: prima Sechuan in ons hotel en dito Japans in een restaurant dat met tientallen andere gevestigd is in een voormalig katholiek klooster (deed ons een beetje denken aan hoe in Cordoba een kathedraal midden in de voormalig moskee is gebouwd, alleen was dit stijlvoller gedaan).
Een van de weinige dingen die we van Singapore wisten, was dat het een strak bestuurde stadsstaat is, waar bijzonder veel mensen met veel verschillende achtergronden op een klein oppervlak
samenleven. Van dat strakke bestuur zagen we niet veel, althans niet in de zin van veel politie op straat. Maar alles lijkt wel erg geregeld, met veel bordjes die je zeggen wat je wel en niet moet
doen (waar over te steken en hoe om te gaan met de voetgangerslichten: 'Push button and wait for green man' - neem dat letterlijk en je kunt er dagen staan). Somige van die bordjes leken
ook particulier initiatief, zoals die bij het museum en een restaurant die ons vermaanden toch vooral sociaal verantwoordelijk te zijn en niet naar bnnen te gaan als we symptomen hadden die zouden
kunnen wijzen op Mexicaanse griep (hier heet dat weer varkensgriep). Heel interessant was ook het bord dat weer wel van de overheid afkomstig was en dat ons erop wees dat we de werkeljkheid onder
ogen moesten zien, en dat lage criminaliteitscijfers niet betekenden dat er geen criminaliteit was. En na het lezen van een hoofdstuk in Mark Mazowers 'Donker continent' over de gezondheidscultus
die tussen de twee wereldoorlogen door alle Europese regeringen werd gepropageerd, was het opschrift in een fast food restaurant 'Good food, healthy people' ook iets om je bij af te vragen of dat
nu gewoon reclame was, of een officiële mededeling.
Opmerkelijk vonden we verder het meisje waar we op vrijdagavond om een uur of negen naast gingen zitten toen we zagen dat er in een openluchttheatertje een voorstelling zou zijn: zij was bezig om
met een grafische rekenmachine kennelijk haar huiswerk te maken. Integralen uitrekenen en zo - dat zien we graag. In elk geval zat ze niet te wachten op het optreden, want ze stond op toen het
begon. Wij ook, iets later, want het bleek om een aantal DJ's te gaan die vast wel heel mooi konden scratchen, maar aan ons was dat niet besteed.
En ook opmerkelijk: de taxicoordinatoren, die op het vliegveld en bij het hotel probeerden het taxiverkeer in goede banen te leiden. Geen geringe opgave als je dat met z'n vijven doet, en je
coördineert niet onderling.
Bij het vertrek uit Singapore was de veilgheidsscan en de migratieprocedure weer eens intensief: eerst een migratiebeambte die goed keek of je wel degene was die op de foto in je paspoort staat (waarschijnlijk vinden ze dat alle Europeanen zo op elkaar lijken), vervolgens een wat trage scan van de handbagage (en die begon minder dan een uur voor het vliegtuig vertrok, terwijl er toch ruim 200 passagiers doorheen moesten) en vervolgens politie die nog eens keek of je echt wel degene was die volgens de boarding pass aan boord moest.
De vlucht naar Londen duurde ruim 13 uur. Vertrek Singapore om 11 uur 's avonds (toch nog op tijd) en aankomst Londen om half zes in de ochtend. Dat wordt dus slapen, dachten we - maar helaas. De economy class in deze Boeing 747 van Qantas was niet zodanig ruim ingericht dat dat er van kwam. Een beetje doezelen, een filmpje kijken, wat eten, weer doezelen etc. Nee, we waren bepaald niet uitgeslapen toen we op Heathrow aankwamen.
Gelukkig ging daar alles vrij vlot, hadden we snel een trein naar Paddington Station en daar weer een taxi naar ons hotel. We hadden voor alle zekerheid ook maar de nacht van zaterdag op zondag
geboekt, zodat we direct zouden kunnen inchecken - de kans leek ons groot dat we er niet op moesten rekenen dat er al zondagochtend vroeg een kamer beschikbaar zou zijn als we alleen de nacht van
zondag op maandag zouden boeken. Hoe dan ook - we lagen binnen een kwartier na aankomst in ons bed, in een aardige business suite (slaapkamer en een kleine zitkamer, plus natuurlijk wat je
nog meer verwacht). Om 11 uur opgestaan, genoten van het uitgebreide ontbijtbuffet en toen maar naar buiten gegaan. Dat was wel even wennen: een graad of 14, maar wel zonnig.
We zaten dicht bij Oxford Street, maar zin in winkelen hadden we niet. Hyde Park dus maar om te beginen. Uiteraard de speakers corner, maar daar gebeurde nog niet zoveel (hoewel de man die
midden in een betoog op zijn mobieltje gebeld werd wel grappig was - en vooral dat hij opnam). Vervolgens naar de andere kant van het park, waar we een (slaap)wandeling door Belgravia en Kensington
hebben gemaakt - vast wel aardige buurten om te wonen, als je geld hebt. Dat geldt ook voor winkelen in Harrods, waar we maar niet de moeite hebben genomen om te kijken of er nog koopjes waren. Nog
even een kopje thee in het café van de Albert Hall (in een krant die daar lag lazen we dat Engeland eindelijk tot de conclusie komt dat je alleen goed onderwijs kunt hebben als je goede docenten
hebt - we begonnen ons al weer aardig thuis te voelen) en toen terug door Kensington Gardens en Hyde Park. Bij speakers corner was het een stuk drukker, maar wat ons vooral opviel was het grote
aantal letterlijk van top tot teen in het zwart geklede dames -nou ja, dat neem je dan maar aan- dat daar met het gezin wandelde of op het gras zat.
Lekker gegeten in een Libanees restaurant, en vroeg naar bed.
Op maandag nog een bezoekje aan het Victoria & Albert Museum, waar we wat keramiek, mode, glas en Oosterse kunst hebben bekeken (en ons erover verbaasden dat in de zaal met Indiase hofkleding
ook formele Javaanse kleding tentoongesteld werd - dat scheelt toch wat kilometertjes). Vervolgens door de beginnende spits een rit met de taxi naar London City Airport, waar we dankzij de
sluipwegen die de chauffeur koos netjes op tijd aankwamen. Heel netjes zelfs, want onze vlucht was uiteindelijk bijna een uur vertraagd - een hele prestatie op een vlucht van een uur, VLM!
Overigens een enorm verschil met de heenreis: toen -om drie uur 's middags op vrijdag- was dit vliegveld heerlijk rustig, maar nu -aan het eind van de middag- was het er bijzonder druk. En
hectisch, want de vluchten worden hier niet afgeroepen, zodat sommige mensen pas op het ogenblik dat de gate al gesloten is ontdekken dat ze hadden moeten boarden en dan beginnen te rennen.
Verder een prima vlucht, en Rotterdam Airport bleek weer ideaal: we zaten een kwartier nadat we geland waren al in de taxi naar huis.
Imiddels is de was grotendeels gedaan, de post gelezen (de e-mail nog lang niet) en zijn ook de foto's die we niet digitaal gemaakt hebben ontwikkeld en afgedrukt. In de komende weken verschijnen die -althans een selectie- nog wel in ons Picasa-album (zie de link rechts op deze pagina naar foto's vakantie 2009). Voor degenen die er niet genoeg van kunnen krijgen, natuurlijk.
Australië vaarwel
Dit was de derde keer dat we in Perth kwamen, maar de twee eerdere keren (ruim drie en ruim een week geleden) waren we alleen maar op doorreis, en zagen we alleen maar dat Perth nogal uitgebreid
is, en dat er een paar drukke highways doorheen lopen. Nu hebben we er twee nachten gelogeerd en een dag doorheen gelopen, en dan constateer je dat de eigenlijke stad helemaal niet zo groot is. De
binnenstad -het central bussiness district, waar de grote winkelstraten zijn, de kantoren van de grote bedrijven en de musea- is eigenlijk maar een paar (lange) straten groot, en daaromheen liggen
water (de Swan River), uitgestrekte buitenwijken en een aantal parken. Ons hotel (of eigenlijk: Riverview Holiday Appartments) lag precies tussen de binnenstad en Kings Park - zo'n vijf
minuten van elk vandaan. Ideaal dus, maar verder liet het nog wel wat te wensen over. Uitzicht (op de rivier, of wat dan ook) bijvoorbeeld. Onze kamer, op de eerste verdieping, keek uit op een tuin
van drie meter breed. Gelukkig stonden er in de tuin van de buren wat bomen, dus hoefden we vanaf ons minieme balkon niet tegen weer een blinde muur aan te kijken. Verder was het appartement (4,5
bij 6,5 zo ongeveer) weinig comfortabel: een twee- en een eenpersoonsbed die betere tijden hadden gekend, een plank tegen de muur als een soort bureau, twee min of meer gemakkelijke stoelen, een
keukentje met een kleine keukentafel en drie gammele stoelen, een hangkast en een kleine douche annex toilet met een afzuiger die aanging als je de deur opendeed en dan een kwartiertje bleef
loeien. Ook overigens redelijk gehorig. Een interessant detail vonden we het luikje naast de deur, precies groot genoeg om een paar flessen melk in te zetten. Het gaf ons het sterke idee dat dit
ooit, ergens tussen 1930 en 1960, gebouwd was als een flatgebouw met -inderdaad- heel kleine woningen (maar ja, je kon je voorstellen dat er in die nog geen 30 vierkante meter een toilet, keuken en
twee kamers gepropt waren).
Heel opvallend was dan wel weer dat in ditzelfde onaantrekkelijke gebouw een restaurant (Bourchard) was gevestigd dat bijzonder goed bleek te zijn - en dat vonden wij niet alleen: het zat elke
avond en lunch volstrekt vol (toen we aankwamen en het zo zagen, dachten we dat het misschien aardig zou zijn om er die avond met Hilde te eten, maar dat bleek pas in de tweede shift, na acht uur,
te kunnen en dat zou voor haar erg onhandig worden - en de tweede avond konden we er uiteindelijk ook pas na acht uur terecht). Waarschijnlijk ook wel een teken dat dit een van de duurdere wijken
van Perth is, leek ons, waar de oude, kleinere huizen het licht ontnomen wordt door steeds grotere villa's en (flat)gebouwen en zo'n vreemd gebouw als waar wij in zaten eigenlijk niet paste.
In Perth hebben we niet zo verschrikkelijk veel gedaan - net iets meer dan een dag is maar kort. Max is met Hilde naar een seminar geweest over hervormingen in de rechtspraak in Western Australië (in een zaal met een geweldig uitzicht over South Perth) en woensdagochtend heeft hij op het Department of Correctional Services, waar Hilde werkt, een praatje gehouden over ontwikkelingen in het Nederlandse gevangeniswezen. Daarna moesten we de auto nog droppen (gelukkig op het laatste moment bij het ophalen nog geregeld dat we hem in de stad konden afgeven, in plaats van op het vliegveld) en hebben we een bezoek gebracht aan de Art Galery of Western Australia (een paar interessante schilderijen en andere werken, in een uurtje te zien), een paar winkels bekeken (waaronder een tweedehandsboekwinkel waar we Kees van Kooten en Harry Mulisch aantroffen - nou ja, hun boeken dan) en zijn we naar Kings Park gegaan - altijd al mooi, maar in de lente extra omdat er dan de wild flower exhibition is. Het was prachtig weer, dus een ideale middag om daar nog eens goed naar al die planten te kijken die we tijdens onze reis al in het wild gezien hadden. Daarna waren onze voeten zeer toe aan rust, en hebben we nog een glaasje gedronken voor het diner, en een erna, en toen was onze Margaret River wijn wel op en wij ook.
Het vertrek vanuit Perth was weer een interessante ervaring. Eerst een taxichauffeur die pas op het laatste moment bedacht dat hij beter de snelweg kon nemen dan de met stoplichten bezaaide in kilometers kortere weg door de stad. Vervolgens de internationale terminal met een stuk of veertig incheckbalies - en maar één vlucht de komende uren, die ook nog eens maar half vol zat. De mensen van immigration (ja, je moet natuurlijk wel weer een formulier invullen - wanneer gaan ze de informatie die ze van je elektronisch leesbare paspoort halen nu eens echt gebruiken?) en van de veilgheidscheck waren duidelijk blij dat we ze iets te doen gaven. Op de groei gebouwd, zullen we maar zeggen.
Het boarden van het vliegtuig ging ook al zo soepel - maar we vertrokken bijna nog te laat omdat er een passagier pas op het laatste moment binnen kwam rennen - kennelijk verdwaald in de duty free shops...... De vlucht, in een Airbus 330 (weer video en muziek on demand), was nauwelijks vermeldenswaard, of het moest de opmerkelijk nonchalante en ook wat onvriendelijke houding van de flight attendants zijn. Heel anders dan we tijdens onze eerdere vluchten met Qantas meegemaakt hadden.
Van Melbourne naar Perth vlogen we, het is inmiddels al weer vier weken geleden, in een Boeing 767. We zaten bij een nooduitgang (boven de vleugel) en dus zat er tijdens het opstijgen en landen een flight attendant tegenover ons, die ons bij die gelegenheden enthousiast vertelde over hoe mooi Perth was en hoe blij hij was dat hij daarheen verhuisd was. Sowieso een leuke man, van oorsprong architect, die ons, toen we aarzelden tussen de twee witte wijnen die bij de maaltijd geserveerd werden, twee flesjes van elk gaf - om te proeven. Soms is niet snel kunnen besluiten een voordeel, maar of dat ook geldt als je in noodsituaties je medepassagiers moet helpen snel naar buiten te komen ....
Van Broome naar Perth hadden we een oudere en kleinere Boeing (een met de motoren aan de staart, en daar zaten we naast - niet echt prettig) zonder entertainment en met als maaltijd een sandwich - maar ja, dat was dan ook een vlucht van maar twee uur. Maar ook hier prettig personeel.
Het inchecken en de veiligheidscheck gingen trouwens ook toen erg relaxt. In Melbourne -een forse (internationale) luchthaven, maar toch niet al te druk- ging alles nog enigszins formeel (zeker voor het meisje voor ons, dat 20 kilo bagage à 10 AU$ / kg te veel bij zich had) maar in Broome was het echt heel erg 'no worries'. We wilden nog even gauw ons flesje water leegdrinken vóór de veiligheidscheck, maar nee, gebaarde de man bij de scanner, neem maar mee - dit is geen internationale vlucht, dus het mag. 'Hm, this is not America', dachten wij - en daarin werden we bevestigd toen we onze schoenen aan mochten houden en we zelfs geholpen werden om onze groeiende verzameling zakken en tasjes op de lopende band te leggen.
Overigens - dat hadden we nog niet verrteld: het droppen van onze 4WD in Broome ging ook al betrekkelijk vlot, maar ze hadden dus wel wat. Geen moeilijkheden over gesleten banden of nauwelijks zichtbare sterretjes in een ruit - maar wel een missende first aid kit die we nooit gezien hadden. Maar ja, 'geen auto gaat bij ons de deur uit zonder'. Ach, het is ook een manier om geld te verdienen.
Bourgondisch Australië - maar hoe zit dat eigenlijk
Over de romantiek zullen we het hier niet hebben, maar van de wijn en het eten kunnen we zeggen dat die niet tegenvallen. Er worden hier werkelijk heel lekkere wijnen geproduceerd (en die zijn ook goed aan de prijs) en het eten is -zeker naar Australische begrippen- inderdaad prima. Wat ons er overigens niet van weerhoudt om zelf bijna elke avond te koken, want die mooie restaurants, althans degene die horen bij de wijngoeden, zijn op een enkele uitzondering na alleen voor de lunch geopend. En op de een of andere manier hebben we na het genieten van een eenvoudige doch voedzame lunch met een paar goede glazen wijn weinig energie meer over om nog wat te genieten van het natuurschoon dat hier ook al rijkelijk aanwezig is. Plus, ook niet onbelangrijk, ze liggen niet op loopafstand van onze bungalow en autorijden is na zo'n lunch ook niet echt aan te bevelen. Daarom dus maar zo nu en dan een flesje wijn gekocht om aan onze eigen tafel van te genieten.
Natuurschoon - hebben we daar niet al heel veel van gehad? Ja, maar het is telkens weer anders. Hier zitten we in het gebied van de grote bomen (Karri - een Eucalyptussoort die onder ideale omstandigheden aardig in de richting van de Californische Sequoias gaat) en de Marri en Jarrah bossen, de ook hier weer uitbundig bloeiende lentebloemen (ooit een heel veld aronskelken gezien?) en de ruige kliffen. Voeg daar bij de grotten (caves in een wijngebied waar je wijn moet kopen aan de cellar door - heel verwarrend allemaal) en de walvissen die dicht onder de kust komen en het moge duidelijk zijn dat er nog steeds voldoende te zien valt.
Eén van die grotten, Mammoth Cave, heben we daadwerkelijk van binnen bekeken. Een druipsteengrot zoals er wel meer zijn, maar wel een hele grote - vandaar de naam. De grootste ruimte is al gauw een meter of 15 (misschien wel 20) hoog, en dat is best indrukwekkend. Heel mooi is -ook voor wie niet claustrofobisch is aangelegd- de uitgang: je klimt (170 treden) naar de open lucht en dan verder door een ravijn (zal wel een ingestort deel van de grot zijn) tussen steeds meer planten naar het normale niveau. Daar is dan vervolgens nog een wandeling door het bos uitgezet, en er is ongetwijfeld geen mooiere tijd om daar te lopen dan nu, met al die planten die volop in bloei zijn.
Het plaatsje Margaret River is niet zo bijzonder. Eén straat met bijna alle, vooral op toeristen gerichte, winkels en restaurants eraan, een paar straten met woonhuizen en hier en daar een hotel / appartementencomplex. en daar omheen de wineries en nog onaangetaste wilderness. Ons bungalowparkje (10 stuks maar, en zodanig gelegen dat je veel privacy hebt) ligt tussen het stadje en de zee; aan zee is er dan nog een (vakantie-)dorpje - met trouwens ook al een aardig restaurant.
Overal in dit gebied zijn kortere en langere wandelingen te maken. Wij hebben er een gedaan bij Ellensbrook: eerst een eind door het (duinachtige) binnenland naar het zuiden, dan naar zee en vervolgens deels langs het strand en deels door de duinen weer naar het noorden. Eenvoudig maar, zeker vanwege het regelmatig moeten lopen door los zand op het laatste deel, knap vermoeiend.
Dat Ellensbrook (of eigenlijk: Ellensbrook Homestead) is het huis waar de oorspronkelijke pioniers Alfred en Ellen Bussel in de 19e eeuw de basis voor deze 'Margaret River Colony' hebben gelegd. Onvoorstelbaar dat mensen zo afgelegen (met de auto drie uur van Perth - maar doe dat eens te paard over land zonder paden) zijn gaan wonen, en het geeft ook te denken over de verhouding tussen deze pioniers en de oorspronkelijke bevolking (het huis is gebouwd op een plaats die zij al eeuwen gebruikten, en vlak naast een voor hen heilige plaats) - die hier, naar het schijnt, erg inschikkelijk en meegaand was.
En dat is iets wat ons deze reis wel steeds meer is gaan interesseren: hoe zit dat met Aboriginals - hoe is de verhouding met de nu overheersende migranten, hoe zien ze zichzelf, hoe worden ze gezien? We houden er een fragmentarisch beeld aan over.
Er is een tijd geweest dat blanken (Europeanen) maar zo nu en dan, op weg naar of van de Aziatische kolonieën, voet aan wal zetten in wat nu Australië is (en sommigen bleven dan, omdat hun schip vergaan was). Dat heeft geleid tot alles wat je je daarbij kunt voorstellen: moord, verkrachting, handel en huwelijken.
Vervolgens kwam de tijd dat de Engelsen begonnen het land te koloniseren. Dat heeft ongetwijfeld geleid tot een (ongelijke) strijd, maar interessanter (of gruwelijker) is wat er daarna gebeurde: slavernij (bijvoorbeeld in de parelduikerij in Broome) en jacht op 'gevaarlijke' wilden. Na de afschaffing van de slavernij begon een periode van gedwongen assimilatie, met als hoogtepunt het bij de ouders weghalen van kinderen die dan door staat of kerk verder werden opgevoed.
Pas vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw begint er een vorm van erkenning van Aboriginal rechten te komen, en van het feit dat Australië per definitie een multicultureel land is. Tegenwoordig zijn er ook hele gedeelten van het land die zijn 'teruggegeven' aan de oorspronkelijke bewoners, waar een vorm van zelfbestuur is en waar reizigers alleen met toestemming van de oorspronkelijke bewoners in mogen.
Je merkt als toerist weinig van dat alles - althans, je hoeft er weing van te merken. Maar wat je er toch al gauw van merkt, is dat het moeizaam is. Het eerste wat je ziet, zijn de Aboriginals die
je tegenkomt als straatartiest in de grote steden. OK. kan. Vervolgens zie je ze in de kleinere plaatsen in supermarkten of bij de roadhouses, en dan krijg je uit kleding, uiterlijk en gedrag de
sterke indruk dat ze niet tot de sociale boven- of middenlaag behoren. Je constateert dat je ze nauwelijks tegenkomt in de (toeristische) dienstverlening - behalve in de speciale centra waar je je
kunt verdiepen in Aboriginal kunst of cultuur, of je leest dat je met een Aboriginal als gids een unieke trektocht door de bush kunt maken. Je loopt eens een galerie binnen waar een tentoonstelling
is van aboriginal kunst, en je wordt eerst getroffen door twee dingen: dat er een aantal heel bijzondere en intrigerende schilderijen hangt, maar ook een hoeveelheid waarvan je denkt dat ze er meer
hangen vanuit een plaatsvervangend schuldgevoel dan omdat ze als kunstwerk iets voorstellen. Maar daarna komt het: de dame die de galerie beheert prijst de werken uiteraard aan vanwege hun
artistieke waarde, maar ook omdat het zulke enorm goede investeringen zijn: Aboriginal kunst is de afgelopen jaren vele malen meer waard geworden, en de meeste van deze kunstenaars zijn pas op
latere leeftijd gaan schilderen (dus er zal ook wel niet een enorme productie meer van ze komen).
Dan hoor je ook nog -ja, het ligt er natuurlijk aan in welke kringen je terecht komt- dat Aborigials zwaar oververtegenwoordigd zijn in de gevangenissen en dat ze zich veel schuldig maken aan
(huiselijk) geweld.
En tenslotte koop je -althans, zo verging het ons- een DVD met de recente Australische film 'Ten Canoes', die een vertelling van een oud Aboriginal verhaal in een oud Aboriginal verhaal is, en dan
hoor en zie je van alles over het delicate (samen)leven van ver voor de blanken kwamen - en vervolgens vertelt een van de amateur-acteurs in een interview dat zijn reden om mee te willen werken was
dat hij aan de kijkers -de blanken- wil laten zien 'dat wij, Aboriginals, ook wetten hebben en dat ze dus niet hun wetten aan ons moeten willen opleggen'.
Klinkt bekend allemaal, niet?