Zwavel en stoom
De man die ons wilde laten kennismaken met de wonderen van de sterren en planeten, was oorspronkelijk geoloog. Eigenlijk hadden we hem als gastheer moeten hebben bij onze volgende pleisterplaats: Rotorua, een van de (momenteel) meest geothermisch actieve gebieden van Nieuw Zeeland. Eerlijk gezegd hebben de verschijnelen daarvan meer onze belangstelling dan zwarte gaten, de banen der planeten en de opkomst en ondergang van sterrensystemen, hoe interessant op zichzelf ook .
Rotorua dus. Een vrij grote, in elke geval uitgestrekte, plaats. Op weg naar ons onderkomen reden we langs Amerikaans aandoende wegen (hoewel we ze ook in Frankrijk hier en daar zagen): breed, met aan weerszijden allerlei soorten bedrijven - grote winkels, autodealers, restaurants voor een snelle hap, werkplaatsen. En dan daarachter de woonwijken, met vooral alleenstaande huizen - zij het bepaald niet allemaal van villaformaat.
Koura Lodge waar wij overnachtten, ligt aan het (grote) meer. Vanuit de kamers, maar zeker vanaf het grasveld en de aanlegsteiger heb je een mooi uitzicht, heel in de verte ook op het stadscentrum. De kamer zelf was wat klein, en nogal gehorig (direct naast het kantoortje, en daarvan slechts gescheiden door een houten wandje. Maar gelukkig was het niet druk. Verder een ruime lounge om wat te zitten, een kopje koffie of thee te maken of via een vaste lijn internet op te gaan. Verder nog een zithoek in de ontbijtzaal met een tv, dvd-speler en een verzameling dvd's, waarvan we gebruik hebben gemaakt om de film River Queen te zien - een slecht verfilmd larmoyant verhaal over een Iers meisje dat in een van de gewapende conflicten terecht komt die er eind 19e eeuw tussen de Maori en de Britten waren. Maar goed, je ziet weer wat van het land.
Valt er verder nog iets te vertellen over de stad? Ja: op het meer kun je je aan een parachute achter een boot laten aansleuren, of je kunt je door een watervliegtuigje laten ophalen bij je aanlegsteiger voor een rondvlucht. En na afloop van een zo gevulde dag ga je naar Eat Streat. Bij het park aan het meer is een stukje straat van zo'n 50 meter tot voetgangersgebied gemaakt en overkapt. Aan weerszijden restaurants en cafe's, misschien 20 in totaal. Redelijk uiteenlopend, maar toch was het nog ingewikkeld om iets naar onze smaak te vinden (misschien zijn we te kieskeurig, want allerlei etablissementen waarvoor wij onze neus ophaalden, zaten vol).
Uiteindelijk aten we de eerste avond bij Mac's (dat heeft een vertrouwde klank). Goede spullen en een opmerkelijk goede kok (zowel de Jacobsmosselen als de biefstuk waren perfect - mooi aangebakken en van binnen nog net een beetje rauw), fijne wijn en een manager die daar verstand van had - en vrijwel leeg. Een uitstraling van niets, en dat gold helaas voor de baas ook voor het overigens heel lieve meisje dat hij had ingehuurd om bij de ingang van het terras te staan om klanten te lokken - naast een uiting van wild breien, wat natuurlijk op zich al een uitdaging is. Bij gebrek aan succes kwam ze na verloop van tijd maar even vragen of we toevallig Nederlanders waren - dat dacht ze te horen, want thuis spraken ze ook Nederlands maar het was toch niet haar taal. Interessant detail: ze werkte nu twee jaar om het eerste jaar van haar studie te kunnen betalen - als ze dat gehaald had, kon ze naar een bank om voor de jaren daarna te lenen. En voor die studie moest ze wel naar de universiteit van Dunedin, want dat was de enige waar ze haar vak (orthodontie) doceerden.
De avond erna kozen we overigens voor het ernaast gelegen Atticus Finch: een restaurant met een aardig concept - kleine gerechtjes om te delen die in een door de keuken bepaalde volgorde worden opgediend. Alles op zich smakelijk, maar het is op deze manier wel wat moeilijk om te combineren en de juiste hoeveelheid te bepalen.Beide avonden nog even door het centrum gelopen (de eerste keer met wat regen, de tweede keer brak aan het eind van de middag de zon door). Dat maakt meer een Engelse "High Street"-indruk: kleinere en wat grotere winkels, pubs en toch ook nog wat restaurantjes, over het geheel genomen een beetje armoedig met hier en daar opeens iets aantrekkelijks.
Maar goed - het ging dus eigenlijk om de geothermiek. In de stad zelf is daar al het nodige van te merken: de geur van zwavel, stoompluimen die opstijgen uit een van de parken (en, zo zagen we, ook ergens uit een rioolput - maar misschien had dat een andere oorzaak). Je kunt hier ook thermische (modder)baden bezoeken, en een geyser zien - dat alles ingebed in een toeristische attractie met Maoricultuur
Wij besloten het iets verder weg te zoeken, en een bezoek te brengen aan de Waimangu Volcanic Valley. Je kunt daar een prachtige wandeling van een kilometer of drie maken door zeer recent vulkanisch actief gebied (lekker afdalen, en terug met bus - en omdat het nog niet echt vakantieseizoen is, lekker rustig). Onderweg kom je langs kratermeren, hete bronnen, geysers en afzettingen van in water opgeloste mineralen. Alles wordt goed beschreven in een brochure (we kregen zelfs een Nederlandse verse mee). En daarbij is het ook een vogelreservaat, dus je hoort -naast het gegorgel, gerommel en gesis uit de grond- veel exotische geluiden, en soms zie je zelfs een van de veroorzakers daarvan (aan het eind zie je op Lake Rotomahana een enorme diversiteit aan watervogels).
Meest opvallende vonden we eigenlijk wel het fractale karakter van wat we zagen: een kratertje met een doorsnede van vijf centimeter ziet er net zo uit als een grote vulkaan, en als je een stukje van het landschap hier (van enkele vierkante centimeters of van een of twee vierkante meter) geisoleerd bekijkt, is het eigenlijk net een landschap waar je overheen vliegt en wat je van 10 kilometer hoogte ziet.
Reacties
Reacties
Met erg veel plezier jullie reisverslag gelezen.
Heel erg leuk !!!
Boeiend verhaal. Doet me denken aan mijn ervaringen bij de Etna op Sicilië..
Reageer
Laat een reactie achter!
- {{ error }}