Marian en Max zijn even weg

Goed bezig?

Is toerisme (in de zin van veel mensen die een bepaald streek of land bezoeken goed of slecht? Voor de economie, voor het milieu, voor de samenleving? We vragen ons dat niet voortdurend af tijdens onze reis, maar sinds ons verblijf in de Wilderness Lodge in Arthur's Pass wel met enige regelmaat. En dat is precies wat de eigenaar van die lodge probeert te bereiken.

In de standaardreis van 21 dagen Nieuw-Zeeland die SNP aanbiedt, is een verblijf in Arthur's Pass een uitbreidingsoptie. We zijn blij dat we er in onze aangepaste reis voor gekozen hebben hem in te voegen, vooral omdat het ons een mooie plek leek om de kerstdagen door te brengen. Relatief hoog in de bergen, in een als luxe omschreven accommodatie met een goede keuken. Daar bleek niets van overdreven.

De tocht naar Arthur's Pass voerde ons via Greymouth (een leuk uitziend stadje, waar we echter niet lang heben rondgekeken) en Lake Brunner (een mooi groot meer, waar we alleen maar langsgereden zijn) over een vrijwel lege weg een steeds verlatener en woester gebied in. Prachtig.

Na een ruim uur bereikten we State Highway 73, waarna het echte klimmen naar ruim 900 meter begon. Niet echt hoog, als je de Europese Alpen gewend bent, maar als rit niet minder spetaculair. De weg loopt door een smalle kloof, heeft de nodige haarspeldbochten en er zit een viaduct in dat een knap staaltje techniek is, in een gedeelte van de bergen waar nogal wat aardverschuivingen voorkomen (nou ja, dat is in deze bergen sowieso iets wat veel voorkomt - de wegen zijn soms dagenlang onbegaanbaar, en omrijden is al gauw een tocht van honderden kilometers).

Tijdens twee stops (een om even wat foto's te maken, een om te lunchen) werden we niet alleen bezocht door bloeddorstige sandflies, maar ook door Kea - grote, papegaai-achtige vogels die alleen hier in de bergen voorkomen. Volgens kenners de nieuwsgierigste en intelligentste vogels ter wereld (als je denkt dat je met ze speelt, zijn ze eigenlijk met jou aan het spelen), maar ook de meest vernielzuchtige: in hun zoeken naar nieuwe eetervaringen doen ze zich ook tegoed aan schoenen, ruitenwissers etc.

De Wilderness Lodge bleek een mooi in het landschap opgenomen gebouw, met een wat je rustiek zou kunnen noemen interieur - maar dan niet het oubollige rustiek van massief donker eikehout, maar stijlvol en redelijk modern. Wij verbleven zelf overigens in een van de vier later bijgebouwde extra ruime en luxe kamers, in een apart gebouw dat architectonisch nog interessanter was.

De lodge ligt op het terrein van een actieve schapenfarm, waarvan door de eigenaar een deel is afgeschermd om zijn ideeen over ecologie (en toerisme) in praktijk te brengen (zie hiervoor: http://www.wildernesslodge.co.nz/new-zealand/conservation/). Op het afgeschermde -dus niet meer voor de schapen toegankelijke- gedeelte herstelte het bos zich, en komt een mooie varieteit aan vogels terug. Dat betekent dat er fraaie wandelingen te maken zijn - op eigen gelegenheid, of onder begeleiding van een gids. Want ook dat hoort er volgens de eigenaar bij: het aanbieden van activiteiten waarbij je net wat uitgebreider kennis maakt met de natuur dan wanneer je er alleen maar doorheen wandelt. En niet aleen met de nauur, maar ook met de praktijk van het houden van schapen: een economisch redelijk marginaal bestaan, wat alleen maar is vol te houden als je het op grote schaal doet (en zolang de schapen bang zijn voor honden, zoals onze gids -en zoon van de eigenaar- Michael uiteenzette).

De ontvangst, en verder de hele bejegening was prima. Vriendelijk, attent maar niet opdringerig - en eten (je kunt hier nauwelijks anders dan half-pension verblijven) en drinken van echt goede kwaliteit.

Het diner was trouwens ook om andere reden dan de kwaliteit van het eten interessant. De lodge stimuleert dat je aan tafel zit met andere gasten. Niet op een geforceerde manier: je kunt bij het inchecken aangeven of je dat wilt of niet, en je zit in principe wel als paren / families bij elkaar. Gedachte erachter (en achter de gratis aangeboden begeleide groepswandelingen) is dat de gasten veel contact met elkaar hebben en dat er interessante gesprekken ontstaan - liefst ook over natuur, ecologie, economie en het verband daartussen.

Dat werkt natuurlijk vooral als je gasten ook iets met elkaar hebben. Een beetje "ons soort mensen" zijn. En dat is natuurlijk ook wel zo - je komt niet naar deze plek als je niet ongeveer hetzelfde zoekt (rust, natuur). Hoewel: de tweede avond zaten we aan tafel met een dame die twee uur lang met veel enthousiasme vertelde over gordijnen, tapijten en andere zaken uit de wereld van de "home decoration", en met twee jongere paren die elkaar vertelden waar ze overal al geweest waren en welke avontuurlijke dingen (raften, parachutespringen, helicoptervluchten) ze allemaal gemaakt hadden. Maar ook met een gezin uit Texas waarvan de vader vertelde dat ze al kort na de geboorte van hun oudste dochter (nu 16) begonnen waren veel te reizen, om ervoor te zorgen dat hun kinderen zouden zien dat de wereld groter is dan de VS / Texas. En met twee Britten die wereldkampioen vogelen (voor onze Vlaamse vrienden: vogels in het wild kijken) bleken te zijn. Plus een Australier die in de hele wereld advieswerk had gedaan (waarbij hij in Beirout de dame was tegengekomen die nu in gordijnen deed, dus dat was ook geen huismus) en die nu meewerkte aan de wederopbouw van Christchurch.

En op kerstavond deelden we een tafel met twee Amerikanen met veel belangstelling voor (en enige kennis van) het reilen en zeilen van de Nederlandse politiek en ambtenarij. Nu kwamen ze uit Virginia, dus dat valt ook wel te begrijpen (hoewel - zouden ze dat verteld hebben als ze echt ...? Of was dat juist weer om ons te laten denken dat ze dat nooit verteld zouden hebben als?). Overigens, de vrouw van het echtpaar gaf les in Egels als tweede taal, dus we spraken (ook) uitgebreid over onderwijs.

Maar goed. Even terug naar die vragen over toerisme. We schreven al over pogingen van de Nieuw Zeelandse overheid om op plaatsen waar veel toeristen komen, de zaken in goede banen te leiden, op een manier die recht doet aan landschap, flora en fauna. We schreven niet over, maar zagen wel, de toeristische attracties die daar wel een inbreuk op maakten.

We zagen dat laatste tijdens deze etappe ook in het klein: mensen die een van de Kea's voerden, ondanks de bordjes met oproepen dat niet te doen. Wat is daar op tegen? Het is een soort die dreigt uit te sterven. Als je ze voert, verliezen ze uiteindelijk het vermogen om zelf hun eten te vinden / vangen. En, specifiek voor deze vogels, het wakkert hun nieuwsgierigheid aan om onbekende dingen te eten - zoals schoenen, ruitewissers etc. En dat is niet alleen vervelend voor degeen van wie de schenen en ruitewissers zijn, maar ook voor de beesten zelf. Ze gaan er dood aan.

We zagen ook hoe de combinatie van (verantwoord en luxe) toerisme en schapenhouden economisch aantrekkelijk is, en daarmee een alternatief biedt voor zowel het massatoerisme als de ecologisch destructieve land- en bosbouw.

We spraken met gidsen en meewandelaars over de vraag of het feit dat er in een stukje rivierbedding van 100 bij 200 meter een krekelsoort zit die wereldwijd echt alleen daar voorkomt, nu reden moert zijn om daar nooit iets te veranderen, of dat aan zo'n kleine (onder)soort niet echt iets verloren zou zijn als hij zou verdwijnen (en we vroegen ons af of dat ook voor de Kea en de tijger gold, en voor de heel specifieke soorten sandflies die we misschien -hopelijk- wel hadden uitgeroeid door de laatse vier dood te slaan)

En dat maakte dat we weer wat bewuster keken naar onze eigen reis, ons eigen gedrag en alles wat we tegenkwamen.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!