Marian en Max zijn even weg

De toekomst van het verleden

Na onze incheck-ervaring bij Villa Soleil zorgden we er natuurlijk wel voor dat we bij de tweede etappe van onze wijnreis niet te vroeg aankwamen. Dat leek trouwens nog niet zo makkelijk: we werden geacht om voor 10 uur uit te checken, moesten maar zo’n 300 km rijden en zouden er dus al om een uur of één zijn. Maar gelukkig heeft Italië daar een simpele oplossing voor: de lunch. Niet een snel broodje, maar een echte lunch met een voorgerecht, tenminste een primi of secundi en bij voorkeur ook een postre (pardon: dolce - volgens mij halen we voortdurend Spaans en Italiaans door elkaar). We nuttigden deze in Isea, een plaatsje aan het gelijknamige meer, waar we een jaar of tien geleden ook al eens waren, en we verbaasden ons over het hoofdgerecht: sardientjes uit het meer. Altijd gedacht dat dat zoutwatervissen waren, maar misschien is het hier een verzamelnaam voor kleine visjes. Hoe dan ook, het was smakelijk.

Wat ook hielp om niet te vroeg te komen, was dat de snelweg zowel tussen Turijn en Milaan als tussen Milaan en Vicenza nogal druk was. Vooral met vrachtwagens, waaronder veel uit diverse landen in Oost-Europa en daar voorbij. Dat leverde flink wat files op, en van die heftige momenten dat je alleen maar kunt hopen dat degene achter je ook snel reageert op plotseling vol op de rem gaan staan. Nou ja, dat lukte, en dus kwamen we toch nog gezond en wel aan, rond een uur of halfvijf.

“Villa Tacchi – daar zit een luchtje aan”, zo zullen we ons dit verblijf waarschijnlijk blijven herinneren. De kamer die we kregen toegewezen stonk. Niet naar rook, riool of verrotting, maar naar luchtverfrisser, geurstokjes of schoonmaakmiddel. Een bron konden we niet vinden, en volgens de receptioniste was het ook gewoon de geur van het schoonmaken die vanzelf zou wegtrekken. We hebben ramen en de deur opengezet, en na een uur toch maar om een andere kamer verzocht. Die was kennelijk langer geleden schoongemaakt en met een ander middel, want hier was het wel te harden. En gelukkig maar, want in drie dagen verdween het niet.

De eerste (inbegrepen) maaltijd was hier ronduit onder de maat. Niet zozeer de kwaliteit van wat ons werd voorgezet, als wel de keuze (kip of parelhoen – oh nee, die is op. Carpaccio misschien, al hebt u die ook al als voorgerecht?) en de hoeveelheid. Toch hebben we, uit nieuwsgierigheid en luiheid, ook de tweede en derde avond in het hotel gegeten. De tweede avond een mooi en smakelijk aspergemenu met bijpassende lokale wijnen, de derde een aantal niet onaardige gerechten van de normale kaart.

Op de tweede dag dachten we een bezoekje te brengen aan een paar bezienswaardige plaatsjes in de buurt en dat rondje af te sluiten met Padua, maar het bleef bij Bassano del Grappa (met een opvallende overdekte houten brug) en Citadella (fraai gerestaureerde zeer hoge en dikke stadsmuur om de hele binnenstad). In Bassano bleven we wat langer dan gepland omdat er een bezienswaardige markt was (met veel witte asperges, hier een bijzonderheid) en omdat we besloten er te lunchen, wat vanwege de drukte op het terras veel tijd kostte – maar de zwarte rijst met erwtjes en rivierkreeftjes was het waard. In Citadella was het gewoon aangenaam toeven, al werd op het centrale plein een geluidsinstallatie getest die een geluidsmuur produceerde waartegen je kon leunen. Nee, niet ter voorbereiding van de 1 mei viering de volgende dag, maar voor het feestje vanwege de promotie van de plaatselijke voetbalclub van de derde naar de tweede klasse.

De dag erna, zondag, hadden we in de middag de wijnproeverij in een cantina zo’n twintig kilometer benoorden het hotel. Niet handig, dus, om eerst naar het zuiden te rijden om alsnog Padua te zien. En dan: we hadden toch ook op een paar kilometer afstand Vicenza? Dat bleek geen slechte keuze. In de ochtend regende het een beetje, dus dat was een perfecte gelegenheid om het ruim 400 jaar oude Teatro Olympico en het museum in het Palazzo Chiericati te bezoeken. Na de lunch (een simpel broodje, dit keer) nog het Palazzo Barbaran da Porto, met daarin een permanente tentoonstelling over leven en werken van de renaissance-architect Andrea Palladio, van wie veel in Vicenza en omgeving te vinden is (onder andere die overdekte brug in Bassano). Interessant – al was het maar om te zien waar de architect van het White House in Washington zijn inspiratie vandaan haalde. Afsluitend onderdeel van deze renaissance-ervaring was het bezoek aan “het dak van Vicenza”, de loggia en het dak daarvan rond de Basilica Palladiana – inderdaad, ontworpen door Palladio. Mooi, en een grandioos uitzicht over de stad.

Niet alles wat we zagen was in perfecte staat (een aantal beelden op het dak van de Basilica, bijvoorbeeld, droeg een soort prothese) en niet alle modernisering (een lift hier en daar, verwarming, verlichting) verdiende de schoonheidsprijs. Dat bracht ons toch ook weer even in gedachten terug naar onze gastheer van een week daarvoor, die verzucht had dat het feit dat er zoveel bewaard was gebleven uit de renaissance, voor Italië misschien eerder een vloek dan een zegen was. Want het onderhoud van al die gebouwen is kostbaar (voor de staat en voor de gemeenten – er is maar weinig meer in particuliere handen, al wordt er door particulieren en bedrijven wel veel aan sponsoring gedaan) en naast de toeristische trekpleisters zijn er duizenden kerken, paleizen, villa’s en dergelijke waar maar een paar honderd mensen per jaar komen, en waar het entreegeld al niet genoeg is voor verwarming en verlichting. Dat Italië niet zoiets heeft gehad als een beeldenstorm, plaatst gemeentebesturen nu dus voor lastige keuzen: op welk moment staat de toekomst van het verleden onze eigen toekomst in de weg?

Gedachten als deze hadden we niet zo lang, want de wijnproeverij wachtte. Toen we na enig zoeken op het juiste adres aankwamen, was het daar een drukte van belang. Dat viel ons een beetje tegen, maar gelukkig bleek al snel dat we net aankwamen op het moment dat een verjaardagsfeestje dat hier die middag gehouden was, ten einde liep. Uiteindelijk bleken we slechts in het gezelschap van een Nederlands paar dat dezelfde trip deed als wij, maar een dag later begonnen was – net als een ander Nederlands stel, een Duits en twee Oostenrijkse.

De wijnen die ons bij Col Dovigo werden voorgezet waren heel aangenaam. Met kennis van zaken gemaakt van druivenrassen die we nog niet eerder (bewust) waren tegengekomen: Vespiola (wit) respectievelijk Groppello (rood), en toegelicht door een charmante dame die wist waar ze het over had. Onontkoombaar, dus, dat we wat flesjes aanschaften.

Reacties

Reacties

Tineke Snaterse

Vooral genoten van jullie bezoek aan Vicenza!
Ik ben daar eind jaren 90 met Jan (Boonstra) geweest en genoot ook toen van de vergane glorie; maar er is inderdaad wel een prachtig, klein theater en er zijn mooie oude, slecht onderhouden Palladio-landhuizen.. Maar dat had juist wel wat!
Jullie verslag doet mooie herinneringen herrijzen.
Groet, Tineke

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!