Marian en Max zijn even weg

La strada

Het beginpunt van onze vakantie was dus Perugia, maar het grootste deel van de komende weken zijn we onderweg – nou ja, we reizen korte stukjes en blijven daartussen steeds een paar dagen op één plek. Je zou het haast een road-trip noemen, maar dat klinkt niet zo goed als La strada – al is dat verhaal dan weer niet echt een vakantiereisje.

Eerste stop: Schifanoia, een piepklein plaatsje in Umbrië, zonder enige voorziening of bezienswaardigheid (behalve, misschien, het kerkhof waar ons huisje naast lag). Waarom daar? Een beetje vanwege het water: het leek ons leuk om in de buurt van een meer(tje) te zitten, kozen er een paar uit, gingen huisjes zoeken in een steeds wijdere omgeving daar omheen en vonden uiteindelijk een leuk huisje redelijk ver van al die meertjes. Maar wel met zwembad. Wat we niet hoefden te gebruiken om nat te worden, want de twee dagen dat we er waren viel er redelijk veel regen. Niet erg: het huisje was ruim (op de keuken na), tussen de buien door scheen de zon, het uitzicht was mooi en de nabijgelegen Trattoria Da Sara geheel naar onze smaak. Far niente, dus, en dat redelijk dolce.
De rit naar Schifanoia ging voor een groot deel over de Autostrada en diverse Strada statale: nogal druk, en hier en daar met stevige files. Het laatste stuk, vanaf Narni (het geografische centrum van Italië), was een rustige weg, mooi slingerend door de beboste heuvels.

Van Schifanoia naar onze tweede stop, Sant’Eusanio Forconese. Voor een groot deel een mooi traject door de bergen, voor de rest wat saaie Strada Statale.
Sant’Eusanio zelf viel ons trouwens mee. Er is weinig te beleven (een bakker en een hotel met -prima- restaurant), maar het ziet er aangenaam uit. Net als in de meeste plaatsen in de wijde omgeving zijn er veel bouwactiviteiten: nog niet alle schade van de aardbeving van 2009 is hersteld. Ook dit was geen plaats die we kozen omdat we per se daar wilden zijn, maar omdat we een geschikt huisje vonden in de buurt van waar we wel wilden zijn. In dit geval: de Gran Sasso. Niet het Rijswijkse restaurant waar we vaak aten voor het van eigenaar en karakter veranderde, maar het bergmassief in de Abruzzen met daarin de hoogste top van de Apennijnen. Leek ons leuk voor een wandeling, maar dat bleek toch wat te hoog gegrepen. Het werd dus een tocht per auto: steile klimmen en dalingen met heerlijke haarspeldbochten (en gelukkig niet te veel overig verkeer), en daarna wijdse uitzichten over de Campo Imperatore, de hoogvlakte tussen de bergen. Inderdaad een eldorado (sorry, ons Italiaans is zeer beperkt en we doorspekken het met Spaans) voor wandelaars – en klimmers, fietsers en motorrijders. En in de winter is het een skigebied. We lunchten er in het enige restaurant, in het voormalige bergstation van de kabelbaan. Eenvoudig doch voedzaam – en dat niet in Bommeliaanse zin. Een bezoek aan het naastgelegen voormalige hotel, met daarin de voor Il Duce gereserveerde kamer (waar hij op het einde van de Tweede Wereldoorlog werd gevangengehouden door de Amerikanen, tot hij weer bevrijd werd door de Duitsers) zat er niet in, want dat was geheel gesloten – en zo te zien definitief.
Ons huisje in Sant’Eusanio was van vóór de aardbeving, maar recent gebouwd en niet beschadigd. De eigenaar, die een deel van het huisje bewoonde en die in de kelder zijn eigen fitness-center had ingericht, vertelde dat hij het had kunnen kopen met het geld dat hij van de overheid had ontvangen omdat zijn vroegere huis de aardbeving niet had overleefd, en dat hij sindsdien opgescheept zat met het zeer vervallen veel grotere huis ernaast, wat bij de aankoop inbegrepen bleek te zijn. Te kostbaar om op te knappen, maar slopen zou nog meer kosten. Nu dus gestut, en “zo heb ik in elk geval nog een beetje schaduw” (wij vonden trouwens de zon op het balkon wel lekker). Een praktisch type dus, en dat was ook aan de inrichting van het huisje te merken: basaal, maar net genoeg. Plus rijen boeken en ordners over verzamelingenleer en quantummechanica, waaruit we opmaakten dat hij haast wel wiskundige of fysicus moest zijn – en dat bleek ook zo, en ook in dat opzicht van het praktisch soort (computer science).

Vanuit Sant’Eusanio bezochten we ook nog L’Aquila, de stad die in 2009 het zwaarst getroffen werd. Van de schade hebben wij niet veel meer gezien, behalve dan de kathedraal waarvan alleen de muren nog stonden. Wat we wel zagen, was de kunst in het nationaal museum van de Abruzen. Ook weer vooral religieus, met intrigerende madonna’s met kind. Intrigerend vanwege de uitdrukkingen van de madonna’s, maar vooral vanwege de uitbeelding van het kind: nauwelijks een levensechte baby, maar ongeveer alles tussen een peuter met veel te grote ledematen tot een minivolwassene. En dat allemaal aan de borst. Verder natuurlijk portretten en beelden van heiligen, martelaars, pausen enzovoort. Plus een paar veel recentere schilderijen met meer wereldse onderwerpen.
Een tweede museum dat we bezochten was het Maxxi, een dependance van het museum voor contemporaine kunst in Rome. Hier alleen een fototentoonstelling over (Italiaanse) koloniale architectuur in de hoorn van Afrika (nu: Eritrea, Ethiopië, Somalië). Niet iets waarvoor we speciaal naar een museum zouden gaan, maar toch fascinerend.

Reacties

Reacties

Jeannette Ridder-Numan

Leuke plaatsen om te bezoeken. Gran Sasso is ook een van de grote wetenschappelijke onderzoeksfaciliteiten onder in de berg waar jullie overheen reden. De eigenaar van het huisje heeft er misschien wel mee te maken!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!