Marian en Max zijn even weg

Van de bergen naar de zee, en vervolgens weer even de bergen in

Als je ergens op de hoogste plek zit (een lokaal maximum, zouden wiskundigen zeggen) maakt het niet uit in welke richting je beweegt: je daalt altijd. En als je dat op een (schier)eiland doet, kom je na voldoende dalen bijna altijd wel bij de zee uit. Wij reden vanuit Sant’Eusanio naar het (noord)oosten en zagen na zo’n anderhalf uur rijden -en een fijne lunch in een toevallig gekozen Osteria langs de weg- dus de Adriatische zee voor ons. Daar hebben we een tijdje naar zitten kijken vanaf een klein strandje bij de haven van Ortona. Het was er zeer rustig, maar aan de rijen parasols en ligstoelen konden we zien dat dat in het seizoen heel anders zou zijn. Wat is het toch fijn daar niet meer aan gebonden te zijn.


Ortona was niet onze bestemming van die dag – dat was een agriturismo iets meer het land in, bij Lanciano. Vanaf het balkon daar hadden we trouwens ook uitzicht op de zee, maar dan erg in de verte, achter het viaduct waarmee de snelweg over het dal geleid werd. Dat die snelweg daardoor duidelijk hoorbaar was, bleek geen probleem. Overdag werd hij meestal overstemd door het verkeer op de provinciale weg langs ons verblijf (het lag direct aan twee haarspeldbochten in een nogal steil stijgend stuk, dus je hoorde alle verkeer drie keer langskomen) en ’s nachts was het redelijk rustig op de weg.
Jaren geleden verbleven we in een agriturismo in Toscane. We herinnerden ons nog de mooie tuinen, de comfortabele kamer en vooral de zeer smakelijke maaltijden. Hier niets van dat al. Er was beneden ons balkon een terras met uitzicht op de parkeerplaats en een bouwplaats (die gelukkig stil lag), eten -anders dan het ontbijt- was er niet mogelijk en op de kamer waren er slechts de bedden, een wrakke bank en een tafel. In de buurt wel een aardige trattoria waar de baas vanuit een rolstoel de zaak bestierde, en een kringloopwinkel waar we voor een paar Euro wat glazen en bekers kochten waar we ook later nog plezier van hadden.
Het plaatsje Lanciano lokte ons niet, maar wat wel aangenaam bleek was het aan zee gelegen San Vito Chietino. Een redelijk hoog op een rots gelegen vissersplaatsje met een -tijdens de siesta- slaperig centrum -gelukkig was de gelateria wel open- en vooral een prachtig uitzicht over zee. En dan daaronder Marina de San Vito Chietino: vooral nieuwbouw, een haventje, een paar strandjes (weer met veel parasols maar weinig badgasten) en een pier met twee trabocchi – forse, van hout gebouwde en op houten palen in het water staande hutten met daaraan installaties waarmee netten in het water gelaten kunnen worden en er weer uitgehaald. En redelijk wat restaurants, waarvan een deel nog open was ook.


Twee nachten waren we hier, en dat was genoeg. Op weg dus weer. Eerst een stuk echt langs de kust, via de Strada Statale Adriatico. Mooie doorkijkjes. Daarna wat meer het land in – hier en daar ook mooi. In Termoli lunch in wat een snackbar leek, maar waar in een soort tent op een grasveld ernaast toch heel smakelijke gerechten geserveerd werden. Plus een paar gepaneerde, uit de diepvries afkomstige en dus nogal droge, visfilets.
Tijdens de lunch zagen we veel kennelijke scholieren (rugzakjes, in groepjes) naar het busstation lopen waarop wij uitkeken. Kennelijk is de (middelbare) school hier voor velen van hen om een uur of 12:00 al afgelopen. Zouden ze nog een lange busreis te maken hebben? En hoe vroeg zouden ze beginnen?
Na de lunch een stukje snelweg. Redelijk saai, vlak land. Kennelijk redelijk vruchtbaar, want duidelijk gecultiveerd. En dan hier niet met olijfbomen of wijnranken, maar graan of andere gewassen die inmiddels geoogst waren. In de verte weer bergen. Eerst alleen aan de rechterkant, maar later ook voor ons. Daar reden we met een bocht omheen, om via Foggia (waar we de snelweg weer verlieten) en Manfredonia uit te komen in Mattinata. Waarom daar? Ach, eigenlijk om dezelfde reden waarom we op eerdere plekken terechtkwamen: niet meer dan een uur of twee, twee-en-een-half rijden in min of meer zuidelijke richting van de vorige plek – en dan iets waar er misschien iets te zien zou zijn, in de plaats zelf of in de omgeving, en waar er een onderdak te vinden was wat er aardig uitzag.


Voor dat laatste bleek Mattinata een goede keus. We hadden een appartement in een klein complex: vijf op een rij, aan een zeer ruim gemeenschappelijk terras met wijds uitzicht over het stadje, de achterliggende bergen en de zee. Slechts bereikbaar via een paar steile, slecht onderhouden weggetjes, dus erg rustig (voor zover de buren dat ook waren). We hadden een tweekamer-appartement geboekt, en kregen twee naast elkaar gelegen appartementen (zonder interne verbinding) en dus alles dubbel, behalve de handdoeken en de fles wijn.


Het stadje zelf had niet zoveel te bieden; het lagergelegen deel langs de kust was een aaneenschakeling van campings, bungalowparkjes en dergelijke, met hier en daar een weggetje nar het strand met aan het eind een plek waar je parasols en strandstoelen kon huren. En zelfs een waar we konden lunchen – buiten het seizoen gaan heeft als nadeel dat veel horeca dicht is. Strand en zee zagen er mooi -en rustig- uit, de zon scheen, het was warm - en toch lokte het water niet genoeg om erin te duiken.
Vanuit Mattinata maakten we een (auto)tocht de bergen in. Via een weg met veel haarspeldbochten eerst naar Monte Sant’Angelo, waar we door een gesprek met een groep Franse dames die moeite hadden met de bediening van de kranen bij de wc ontdekten dat dat een van de populaire Europese bedevaartsoorden is. Maar daar kwamen we niet voor, dus we daalden weer af, stegen vervolgens weer en kwamen na veel geslinger over smalle maar gelukkig rustige wegen uiteindelijk aan in het hart van het Foresta Umbra, een uitgebreid bosgebied (deels natuurreservaat). Lekker geluncht in een trattoria (Orecchiette met paddestoelen, gevolgd door een stoofpotje van konijn respectievelijk ezel) en vervolgens een wandeling langs een meertje en door het bos. Bijna drie kilometer, niet te veel klimmen en dalen – net niet te vermoeiend. En daarna dezelfde weg terug. Nog steeds niet druk, en dan zijn al die (haarspeld)bochten gewoon fijn. Ook met een autootje met weinig vermogen.


Wat we inmiddels geleerd hadden -stond het ergens onderweg of hebben we gegoogled?- was dat het schiereiland Gargano waarop Mattinata en Monte Sant’Angelo (en verder naar het oosten nog Vieste) liggen, ooit een eiland vormden, dat in de loop van de eeuwen door rivierafzetting aan het vasteland is vastgegroeid. Vandaar dus die vruchtbare vlakte.


Reacties

Reacties

Micheline

Geniet van jullie uitgebreide reisverslag.

Diny

Leuk jullie beschrijvingen, ik zie het gewoon voor me. Nog een mooie reis verder.

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!