Hangende dorpjes
Hangen doen ze natuurlijk niet echt, maar âWeg vom Hangâ -een opdracht die we jaren geleden voortdurend van onze skileraar kregen- zijn ze bepaald niet, de dorpjes en stadjes waarvan we er de tweede week van onze vakantie een flink aantal bezochten. Tegen de steilste delen van de helling aangekleefd, alsof de huizen op elkaar gestapeld zijn, en ergens helemaal bovenin of op een uitstekend stuk rots een kerk of een burcht. Getuigen van een verleden van voortdurende strijd, waar wij in de boeken vooral over leerden in termen van koningen en dergelijke die elkaar bestreden of er juist in slaagden om een periode van vrede tot stand te brengen. Maar wat dat echt betekent, begrijp je hier: de voortdurende angst dat er weer een legertje langskomt â niet per se om je land te bezetten, maar wel in een voortdurende behoefte aan eten en andere buit. Waarbij je beste kans om dat te overleven is, je terug te trekken op een plek die net goed genoeg is te verdedigen om te kunnen hopen dat ze na een paar dagen verder zullen trekken. Naar het dorp een eindje verderop.
Wat eeuwen geleden een voordeel was, is dat nu niet meer. De steile hellingen, de poorten, de nauwe straatjes â het maakt het dagelijks leven niet makkelijk. En dus zie je dat veel van deze dorpjes een nieuwere buitenwijk gekregen hebben waar gewoond wordt, terwijl het oude gedeelte vooral geĂ«xploiteerd wordt ten behoeve van de toerist. Opgeknapte huisjes worden verhuurd, er zijn de winkeltjes met dingen die niemand echt nodig heeft maar die o zo leuk en authentiek lijken en er zijn de restaurants en terrasjes. Of het dorp staat grotendeels leeg, de straatjes verlaten en de huizen zijn vervallen of leegstaande vakantiewoningen.
We begonnen onze week van de hangende dorpjes zoân anderhalf uur rijden vanaf Avignon, dichtbij de Mont Ventoux, in Entrechaux. In Le Mas en Provence, een tot B&B omgebouwde voormalige boerderij hadden we een ruime kamer, die helaas minder comfortabel was dan we de week daarvoor gewend waren: hard matras met kuil, te warm dekbed. Afgezien daarvan was het geen slechte plek om te zijn: een grote tuin met diverse beschaduwde plekjes en een redelijk groot zwembad. In de buurt een paar aardige restaurants.
De dorpjes die we bezochten lagen in de Vallée du Toulourenc. Brantes, vooral gericht op de toerist, en vooral Savoillan (heel klein maar kennelijk nog echt bewoond) waren leuk om even te bekijken. Mollans-sur-OuvÚze, grotendeels gemoderniseerd en normaal bewoond bleek totaal oninteressant, nog afgezien van het feit dat het niet mogelijk was om er op een maandagmiddag rond twee uur iets te eten. Uiteindelijk kwamen we daarvoor toch weer in Entrechaux terecht, op het terras van een brasserie die ook niet aan lunch deed, maar waar we wel een broodje konden eten dat we haalden bij de mobiele sandwicherie die er voor de deur stond. Waarna het zwembad weer lokte, en de koelkast met bier en wijn.
De volgende ochtend brachten we allereerst een bezoekje aan het wat grotere en levendige stadje Vaison-la-Romaine. Twee delen: het middeleeuwse tegen de berghelling, het nieuwere aan de andere kant van de rivier op het redelijk vlakke land. We maakten er het laatste uur mee van de nogal grote en niet alleen op de toeristen gerichte markt. Soms is dat een gunstig tijdstip, maar omdat we niet echt geĂŻnteresseerd waren in bederfelijke waar leverde het ons nu geen voordeel op. Na de lunch nog even stilgestaan bij de oude Romeinse brug, hoog boven de vrijwel droge rivierbedding, en met verbazing geconstateerd dat in september 1992 tijdens een overstroming het water meer dan twee meter boven het brugdek stond.
Vervolgens naar ons derde onderkomen, bij Bonnieux. Weer een ruim uur in de auto, via grotere en kleinere D-wegen. En toen, ineens: onze eerste gele hesjes die een rotonde bezet hielden. Gelukkig niet hinderlijk, maar op stoeltjes in het perkje in het midden. Bermtoerisme, zou je haast denken, maar wel met spandoeken die we in het voorbijgaan niet echt hebben kunnen lezen. Het is niet een beweging waarin we ons hebben verdiept, maar voor zover het gaat om de kosten van levensonderhoud en de verdeling van de welvaart, kunnen we ons er iets bij voorstellen. We zien grote verschillen, en sommige dingen zijn opmerkelijk duur, zoals groenten en fruit (zowel in de supermarkt als op de markten).
Bij Bonnieux -een hangend dorpje dat nog leeft maar ook redelijk toeristisch is- verblijven we ook buiten het stadje, in dit geval in een wat moderner huis met zeer verzorgde gastenkamers en een enorme tuin waarin een zwembad en goed ingerichte zomerkeuken. Van die laatste hebben we maar Ă©Ă©n avond gebruik gemaakt, want de eerste dag konden we vanwege een gecancelde reservering terecht in een zeer goed restaurant (LâArĂŽme) in Bonnieux en de tweede in een (in vergelijking daarmee) wat tegenvallend restaurant (La Terrasse) in Goult. Onze gastheer nam uitgebreid de tijd om ons rond te leiden over zijn landgoed, waarbij de aandacht vooral uitging naar zijn trots: een twee jaar geleden aangelegd lavendelveld dat nu nog slechts een blauw waas vertoonde maar over twee weken in volle bloei zou staan.
Onze eerste volle dag hier begonnen we met een korte wandeling door het ForĂȘt des cĂšdres, een plek waar medio 19e eeuw ceders uit Noord-Afrika werden gezaaid op een vrijwel onbegroeide bergrug. Ze bleken het er goed te doen en vormen nu, met hun nakomelingen, een open bos waar het prettig wandelen is. En de weg ernaartoe biedt prachtige vergezichten. Na de lunch in zijn we gaan kijken in de hangende dorpjes in de buurt: Lacoste, MĂ©nerbes, OppĂšde-le-Vieux. De eerste twee erg toeristisch, het tweede veel minder maar mede daardoor beduidend interessanter: nadat gedurende tientallen jaren steeds meer oorspronkelijke bewoners waren weggetrokken om zich in het dal in een nieuw dorp te vestigen, kwamen er vanaf medio vorige eeuw weer nieuwe bewoners die nu successievelijk de oude huizen aan het opknappen zijn. Het geeft het dorp een bijzondere sfeer: overheersend zijn verval en verlatenheid, maar zonder dat dat onprettig wordt. En het pad van het parkeerterrein beneden aan de helling naar het hoger gelegen dorp leidt door een mooi, net een klein beetje verwilderd, park.
Omdat we het ForĂȘt des cĂšdres zo prettig vonden, gingen we er de volgende dag aan het eind van de middag nog eens heen, nu voor een wandeling die ons tot buiten het bos voerde, naar de steile rotsen vanwaar we uitkeken over de vallei van de Durance. Op zich al een prachtig gezicht, maar wat het helemaal afmaakte was dat er, toen we even zaten, vlak bij ons plotseling een valk kwam aanglijden en vervolgens een tijdje stil bleef hangen voordat hij zich in een duikvlucht naar beneden stortte. Maar toen hadden we al flink wat fotoâs gemaakt. Een mooie afsluiting van een dag die een beetje teleurstellend begon met een bezoek aan Rousillon, een niet zo bijzonder maar desondanks nogal toeristisch hangend dorpje. De nabijgelegen voormalige okermijn -de aarde is hier alle kleuren tussen rood en geelbruin door de oxidatie van ijzererts- hebben we niet bezocht, want daarvoor hadden we een alternatief op weg naar ons volgende verblijf. Daarover meer in ons volgende (en laatste) blog van deze reis.
On nây danse sur le pont
Men gaat naar Avignon om er de brug te zien, of om erop te dansen. Althans, dat mag je afleiden uit het liedje. Voor ons gold dat echter niet, zeker niet dat dansen. Eigenlijk gingen we sowieso niet voor de brug, maar omdat we in de buurt een rondreisje geboekt hadden en wat langer wegwilden dan die negen dagen. En omdat we nog nooit in Avignon geweest waren maar het wel een leuke stad leek.
Een leuk appartement was snel gevonden: binnen de muren van de oude stad, aan een smal en rustig straatje, met een tuintje (of binnenplaatsje, wat je wilt) en op loopafstand van alles in de binnenstad. De werkelijkheid bleek zelfs nog wat beter dan de beschrijving: de inrichting was betrekkelijk nieuw en zag er goed uit, het was ruim, de bedden waren prettig en de ontvangst heel hartelijk. Parkeren kon niet echt in de buurt (of in een dure garage), maar op een minuut of 20 lopen afstand was er een groot gratis parkeerterrein (en de gratis shuttlebus maakte de loopafstand toch weer wat minder).
Omdat we de nacht ervoor wat minder goed geslapen hadden dan we hadden gewild en we de reis toch wat vermoeiend vonden (ja, mede door de file bij Lyon) besloten we de eerste avond maar niet in een restaurant te eten, maar iets te halen bij een nabijgelegen Marokkaans restaurant. En dat beviel zo goed dat we uiteindelijk maar Ă©Ă©n -al vanuit Nederland besproken- restaurant van binnen hebben gezien.
Op de dag dat we aankwamen was het zeer warm, maar de volgende ochtend begon het te waaien en dat bleek het begin van een paar dagen relatief koude mistral. Nou ja, relatief: op die dag werd het net geen 20 graden, en de dagen erna kwam het daar ruim boven.
Zoân eerste dag besteed je over het algemeen aan je oriĂ«nteren: waar zijn de leuke dingen en waar de nuttige. Die twee bleken samen te komen in Les Halles, een modern marktgebouw waar vooral delicatessen uit de wijde omgeving werden verkocht. Waaronder kant-en-klare maaltijden, wat natuurlijk ook bijdroeg aan ons besluit geen restaurants te bezoeken. De aankoop van twee flessen wijn leverde ons de mogelijkheid op om een slinger te geven aan een rad van fortuin, en laten we daar nu de hoofdprijs gewonnen hebben: toch een dansje, zij het niet op de brug maar midden tussen de kramen, met de kip(penboer). En we kregen een korianderplantje, dat prima bleek aan te slaan in het kruidentuintje van ons appartement.
De middag van de eerste dag hebben we het Palais des Papes bezocht, het kasteel op het hoogste punt van Avignon dat gebouwd werd in de jaren dat de pausen niet in Rome zetelden, maar in Avignon. Een zeer sterke burcht, duidelijk opgetrokken in het besef dat vertrouwen op de voorzienigheid goed is, maar de bescherming van dikke muren beter. Van de inrichting en decoratie is helaas niets meer over - na de Franse revolutie werd het gebouw gebruikt als kazerne en âbrachten de soldaten veranderingen aanâ, zoals het in een van de toelichtingen stond (elders stond iets explicieter waaruit die veranderingen bestonden: het afhakken van de hoofden van beelden teneinde die te kunnen verkopen). Een indruk van hoe het leven er was gaf dit bezoek dus eigenlijk niet, of het moest zijn van de grote vertrekken, lange gangen en vele trappen die ons toch wat minder comfortabel leken voor bewoners van gevorderde leeftijd (Ă©Ă©n paus werd gekozen toen hij 72 was en leefde daarna nog 18 jaar, wat een streep door de rekening was van degenen die een tussenpaus wilden). Vanaf de paleistuin heb je trouwens wel een fraai gezicht op de stad en de omstreken, en op de befaamde brug â nou ja, de twee bogen die er nog zijn. We zagen er niemand op dansen, maar misschien was dat omdat het weer er niet naar was.
De volgende dag weer wat meer van de stad bekeken, en het museum Calvet. Dat laatste is niet erg groot maar wel de moeite waard, als je van schilderkunst zo van de middeleeuwen tot eind 19e eeuw houdt. In de avond ons geplande restaurantbezoek â omdat we wat te vieren hadden wilden we iets wat culinair een beetje van niveau was, en dat bleek bij Pollen bepaald niet tegen te vallen. Niet innovatief, wel helemaal goed en in een prettig moderne ambiance.
De volgende dag moesten we, ondanks de smakelijke wijnen van de dag daarvoor, vroeg ons bed uit om de trein te pakken naar Marseille. Dat wil zeggen, eerst een trein van Avignon Centre naar Avigon TGV en dan met de TGV naar Marseille. Het eerste stuk ging helemaal goed, al misten we bijna onze trein doordat we met de andere passagiers in de wachtkamer bleven wachten terwijl de trein zoân honderd meter verder langs het perron stond. Op het TGV-station bleek vervolgens dat het treinverkeer heftig verstoord was door een kapotte trein. Anderhalf uur wachten leek ons niet fijn, dus we besloten onze kaartjes om te zetten in kaartjes voor de volgende dag. Alleen waren we toen allebei zo verkouden en daardoor koortsig dat we er toen ook geen gebruik van hebben gemaakt. Maar goed, twee rustige dagen waren geen straf, ook al omdat we ze vulden met weer twee museumbezoekjes, aan de Collection Lambert (moderne architectuur, contemporaine kunst) en Musee Angladon (mooi oud woonhuis en bijpassende schilderijen, plus een paar stukken uit het begin van de 20e eeuw).
Omdat we ons op zaterdag nog niet echt opgeknapt voelden, besloten we nog een dagje langer te blijven. Dat kon, en zelfs de dag erna hoefden we pas in de middag te vertrekken. Wat weer perfect uitkwam omdat ons volgende verblijf maar een uurtje rijden was. Maar daarover de volgende keer.
DĂ©jeuner fĂȘte maman
Als je op de snelweg rijdt en je wilt wat eten, is dat natuurlijk heel simpel: je stopt bij een pompstation / wegrestaurant, haalt bij een buffet een broodje of iets anders wat een beetje vult en binnen een half uur ben je weer onderweg, als je wilt. Of je gaat de snelweg af en zoekt een leuk restaurant in een nabijgelegen stadje of dorp, en dan duurt het wat langer.
Wij deden dat laatste, toen we onderweg van Luxemburg naar Beaune voelden dat het tijd werd voor de lunch. Leek ons lekkerder, en we hadden de tijd. Dus de eerste de beste afrit genomen, bij ChĂątenois. Een redelijk groot plaatsje, en volgens ons navigatiesysteem was er meer dan Ă©Ă©n restaurant. Nou ja, die verleden tijd bleek in elk geval deels te kloppen: de Auberge de Marie stond te koop, en de overige restaurants zagen er niet aantrekkelijk uit of gingen pas âs avonds open. En wat we aanzagen voor een terrasje bleek een familiepicknick te zijn, waar men wat verbaasd keek toen we vroegen of we er konden eten. Maar niet getreurd, opnieuw raadplegen van het systeem leerde dat er op een paar kilometer afstand nog een restaurant was, in Rouvres-la-ChĂ©tive. Dat zag er op het eerste gezicht ook uit of het gesloten was, maar de deur bleek toch open â en toegang te geven tot een soort eetzaal waar bijna alle tafeltjes bezet waren door weinig spraakzame mensen die keken of ze liever ergens anders zouden zijn. Ballonnen en andere versiering die de indruk wekte dat er nog niet zo lang geleden een 50e verjaardag was gevierd. Het geheel van de uitstraling gaf ons het idee dat we hier terecht kwamen tussen pensiongasten die zaten te wachten op hun lunch en dat er voor ons geen plek zou zijn, maar dat bleek niet het geval â ook wij kregen, nadat we ontkennend geantwoord hadden op de vraag of we haast hadden, een tafeltje. Waarna het wachten begon. Dat wil zeggen, nog redelijk snel na onze binnenkomst vroeg de gastvrouw wat we wilden drinken -witte wijn en water, natuurlijk- en begon ze de voorgerechten uit te serveren. Tafel voor tafel, in een uiterst rustig tempo, totdat wij aan de beurt waren en ze vertelde dat het voor ons foie gras werd. Weer even wachten, maar toen waren ze daar: twee stevige plakken per persoon, en goed van smaak. Daarna het afruimen van de tafels. In de dezelfde volgorde waarin er was opgediend, natuurlijk. Een tijdje wachten. Het serveren van de hoofdgerechten, weer in dezelfde volgorde en in een tempo dat deed vermoeden dat in de keuken iemand er net zo alleen voor stond als onze serveerster. Aan ons vertellen dat het kalfsvlees werd. Wachten. Het serveren van ons hoofdgerecht. Afruimen en vragen of men kaas of dessert wilde, of beide, en wat voor dessert dan? Het uitserveren. Aan ons vragen wat we wilden. Geen kaas, geen dessert? Koffie dan, wellicht? En de rekening? Mais bien sur. Maar eerst nog even afrekenen met de eerste gasten die klaarstonden om te vertrekken. Waarbij natuurlijk wel een praatje gemaakt moest worden. En daarna de volgende, en toen wij - een moeizaam geaccepteerde inbreuk op de orde der dingen. En welke kleur roos wilde madame? Ja, een roos - het was immers fĂȘte maman? Kijk, dat verklaarde waarom er zoveel tafeltjes waren waaraan een oudere dame zat, met zoon(s) en / of dochter(s) en soms ook kleinkinderen, en ook de weinig uitgelaten stemming.
Goed, we kwamen dus beduidend later dan gepland aan in Beaune. Niet dat dat er veel toe deed â we konden toch pas na vijven terecht in onze B&B. Deze bleek zijn naam âLe grand jardinâ eer aan te doen: het huis waar we verbleven was omgeven door een ruime tuin. âTe groot,â verzuchtte de eigenaar, die al wat op leeftijd was, âen vooral te veel werkâ. Dat was wel te zien â het gras was redelijk bijgehouden, maar de struiken en bomen overwoekerden de paadjes en zitjes die er hier en daar waren. Ons âfamilie-appartementâ lag op de begane grond en was waarschijnlijk een verbouwde garage annex opslagruimte. Het had een wat vreemde indeling en een erg laag plafond en was alles bij elkaar nogal donker. Wat dan weer enigszins gecompenseerd werd door een zeer ruime en lichte serre waar het wat aangenamer zitten was.
Van de stad hebben we door onze late aankomst niet veel gezien â een paar straten van het oude centrum, het befaamde HĂŽtel-Dieu (van een afstand, want dat hadden we al eens eerder bezocht) en een restaurant waar we wat verfijnder aten en dronken dan die middag, in aanmerkelijk minder tijd en een prettiger sfeer.
Maar, even terug naar het begin. Want waarom reden we eigenlijk van Luxemburg naar Beaune? Simpel: omdat we op weg waren naar Avignon, en we die reis in wat korte stukjes wilden doen, steeds van zoân uur of vier rijden. Luxemburg is dan een niet onlogische eerste stop. Van die stad hebben we trouwens ook al niet veel gezien: we hadden een hotel in een buitenwijk geboekt en na aankomst ontbrak gewoon de zin om nog de stad in te gaan. Waarbij het een uitkomst was dat het hotel een restaurant met dinerbuffet had.
Genoeg voor nu. In onze volgende blog: niet de file bij Lyon en de zoektocht naar een lunchplek in Vienne, wel ons verblijf in en onze wandelingen door Avignon. En hoe we niet naar Marseille gingen.
Laatste kilometers
Onze gastvrouw in Valencia spreekt zeer goed Engels, dus toen ze ons op zondagochtend in een stortvloed van woorden een lijst van wel 30 dingen meegaf die we moesten bezoeken en zien (ter plekke opgeschreven en gemarkeerd op de kaart) was ze heel duidelijk: dit was een opdracht voor de komende dagen. Nu zijn we daar niet zo goed in, dus een deel hebben we bewaard voor een volgende keer, maar tot nu toe blijkt de lijst ons wel langs een aantal hoogtepunten te leiden.
Op maandag begonnen we met de Mercat Central, de grootste markthal. Altijd weer leuk om tussen de diverse etenswaren te lopen en te bedenken wat
je allemaal zou kopen als je zelf zou koken. Niet gewacht tot er een stoel vrijkwam bij Bar Central, waar midden op de markt de chef van een twee-sterrenrestaurant lekkere hapjes bereidt. Of laat
bereiden door zân personeel, natuurlijk. Helaas hadden we op dat moment niet zoân trek. Vervolgens naar het
Ajuntament, het gemeentehuis, waar we -na door een detectiepoortje te zijn gegaan- de centrale hal konden bezichtigen (met daarin de twee enorme poppen die zaterdagavond aan het hoofd van de
stoet gingen), de balzaal met enorme kroonluchters en prachtig beschilderde plafonds en de raadszaal â een opstelling in een halve cirkel rond een podium, met achteraan, een verdieping hoger, de
publieke tribunes. In loges, van waaruit je op veilige hoogte in een soort arena keek en met een ereloge, midden achter, voor de pers. Zij het dat daar de wat minder comfortabele stoelen stonden.
Ook hier weer wat fraaie versieringen, al zag het geheel er wel wat versleten uit. Of beter gezegd: intensief gebruikt. Overigens, in het halve uurtje dat wij er waren werden er minstens drie
schoolklassen doorheen geleid die kennelijk les kregen in democratisch bestuur â zonder dat ze daar veel belangstelling voor leken te hebben. Ten slotte nog een bezoekje aan het balkon, vanwaar we
een prima uitzicht over het
Plaça de l'Ajuntament hadden, het grote plein met enorme gebouwen eromheen en in het midden nu een ijsbaan. Nou ja, zo leek het â we zagen niet echt iemand schaatsen dus misschien was het wel
een dansvloer.
Aan de overkant van het plein de Correos, het centrale postkantoor. Niet alleen van buiten een mooi gebouw, maar vooral binnen nogal indrukwekkend: een grote, halfronde hal met een enorme
hoeveelheid loketten. En dat allemaal in gebruik, zij het dat we niet de indruk kregen voor het afgeven van brieven of het opgeven van telegrammen. Hoe dan ook: veel mensen, en niet alleen om te
kijken, zo te zien. Druk was het ook in het Estacion del Nord, het nabijgelegen (kop)station waar de lijnen naar het noorden beginnen. Hier wel een beeld wat je ook in Nederland ziet: in allerlei
ruimten die vroeger ongetwijfeld een andere functie hadden, zitten nu winkels en cafetariaâs. Slechts in Ă©Ă©n ruimte zijn de oorspronkelijke tegeltableaus bewaard gebleven. Ook hier veel politie op
de been, trouwens, maar dan niet de gemeentepolitie maar een duidelijk andersoortige â met het type machinegeweren waarmee bij ons de marechaussee loopt die Schiphol en het gebouw van de Tweede
Kamer beveiligt.
Vervolgens door een drukke avenue en daarna een winkelstraat naar de Mercat ColĂČn, een gerestaureerde en tot foodhall omgebouwde markthal. Volgens onze
gastvrouw zouden we hier kunnen kiezen uit vele soorten paella, maar dat viel nogal tegen: niet alle restaurants waren geopend en de cafés boden niet zoveel aantrekkelijks. Dus maar op eigen
gelegenheid op zoek naar iets smakelijks. Dat vonden we na een half uurtje in het restaurant van een hotel, waar we als voorgerecht bonbons van gevogeltelever aten, daarna een typisch Valenciaanse
paella-achtige schotel maar dan met noedels (de overeenkomst met oosters eten is toch wel groot) en ten slotte een prima dessert. Zo kom je je middag wel door â en eigenlijk ook de avond, want wat
er toen nog aan trek restte konden we afdoende stillen met de pasteitjes die we âs ochtends op de markt hadden gekocht âvoor het geval datâ. Waarbij we trouwens ook -weer- constateerden dat dit
appartement in Valencia wel heel mooi ligt, zo midden in het centrum, maar niet echt huiselijk is: de woonkamer van ruim
10 bij 10 meter (en ook nog eens ruim drie meter hoog) is daarvoor gewoon te groot, en de inrichting met twee vierzitsbanken en een grote ronde eettafel toch wat te karig.
Dinsdag museumdag. Althans, het Museu des Belles Arts, dat met de omvang van zijn collectie van schilder- en beeldhouwkunst kennelijk het
derde in Spanje is. Vooral veel religieuze kunst: altaarstukken, piĂ©taâs etc., uit de vroege middeleeuwen tot de 18e of 19e eeuw. En uit de latere periode natuurlijk ook
burgerlijke kunst: portretten, landschappen en stillevens. Een paar echt mooie stukken, maar eigenlijk was wat het museum echt de moeite van een bezoek waard maakte, het feit dat er tussen al deze
oude kunst hier en daar ook een goedgekozen maar natuurlijk nogal contrasterend modern / eigentijds werk hing of stond.
Het museumrestaurant bood een goed menu (met dit keer echte paella) dus naar een lunchgelegenheid hoefden we niet te zoeken. De middag daarna brachten we deels door in El Corte Inglés, maar daar
waren we toch snel uitgekeken, deels met het bekijken van een paar gebouwen die we onderweg tegenkwamen en die deels ook op het lijstje van onze gastvrouw stonden. Nadat we onze voeten een paar uur
rust hadden gegund in ons appartement, om acht uur nog even naar buiten om wat te eten. Op goed geluk een restaurant binnengestapt â en dat viel bepaald niet tegen. Nou ja, wel dat een deel van de
gevel open stond en het dus binnen niet veel warmer was dan buiten, maar de gestoofde zeebaars -met mosselen, garnalen en gambaâs- was perfect.
De laatste dag alweer. Inpakken en afscheid nemen van onze gastvrouw. Voorlopig, want aan het einde van de middag zouden we nog terugkomen om onze bagage op te halen. Daarna weer de stad in. Eerst
langs de markt om nog wat lekkere pasteitjes te kopen voor tijdens de terugvlucht. Vervolgens een tocht langs diverse kerken die de moeite van het bekijken waard zouden zijn: een gewone
parochiekerk, de kathedraal, de basiliek (waar net een mis werd opgedragen) en de kerk van St. Nicolaas, een gotisch gebouw met barokke frescoâs op
het plafond die volgens diverse bronnen de vergelijking met die in de Sixtijnse kapel kunnen doorstaan. Nu hebben we die nooit gezien, dus dat geloven we dan maar. Mooi waren ze in elk geval, en de
audiotour hielp wel bij het enigszins begrijpen van alles wat we zagen. Onderweg kwamen we ook nog langs een gebouw waar de âgeneralitatâ, het bestuur van de autonome regio
Valencia -dat teruggaat tot de 15e eeuw- vergadert. Daar naarbinnen stappen bleek een goede keus, want er waren een paar bijzonder mooie zalen te bezichtigen, met kunstige geometrische
patronen in het houtwerk, sommige met goud ingelegd, en schilderijen van mannen die eeuwen geleden kennelijk deel hadden uitgemaakt van het bestuur â perfect in volgorde van belangrijkheid, maar nu
allemaal even dood.
Eigenlijk hadden we bedacht dat we nog een bezoek gingen brengen aan het museum voor moderne kunst, maar toen we daar aankwamen hadden we eigenlijk zin om
eerst wat te eten, en nadat we dat gedaan hadden -in de tuin van Convent Carmen, met diverse keukens met zeer gevarieerd aanbod- leek het ons aangenamer om
de rest van de middag nog even van de zon te genieten. De botanische tuin bleek net wat te ver we (gelukkig geen wolven hier) maar de tuin in de rivierbedding bood een acceptabel alternatief:
lekker in het zonnetje bij 18 graden. Dat was natuurlijk ook de reden om hier naartoe te gaan in deze tijd van het jaar: dagtemperaturen van toch zeker 10 graden hoger dan in Nederlanden nauwelijks
regen. Dat het dan âs nachts net zo koud was en de verwarming in de meeste appartementen niet echt genoeg om het comfortabel te maken, namen we dan maar voor lief.
Rond vier uur was het tijd om terug te lopen naar het appartement, waar we op de Placa de la Reina bij de wereldberoemde chocolateria Valor (geleerd op de cursus Spaans) nog een âdegustation de
chocolatesâ genuttigd hebben â vier verschillende bereidingen van drinkbare of althans lepelbare chocolade van verschillende sterkte en herkomst. Met churros â een traktatie.
Koffers opgehaald (en de complimenten van onze gastvrouw in ontvangst genomen voor het feit dat we geroken hadden dat er iets heftig mis was met de riolering, wat niet zo moeilijk was want in een
van de slaapkamers was het alleen te harden met het raam open - maar dat wordt nu dus verholpen) en met de taxi naar het vliegveld. Waar we, wachtend op onze vlucht naar Rotterdam, dit blog weer
afsluiten.
Sightseeing
We vonden het wel opmerkelijk, zoveel politie op de been. En steeds meer, naarmate we ons appartement in het centrum van Valencia naderden. En aan het begin van de laatste straat waar we doorheen
moesten, stonden zelfs hekken, maar daar konden we gewoon door. Vervolgens: dranghekken aan beide zijden op de stoep. Was er soms net een wielerronde langsgekomen? Nou nee, achter de hekken stonden
aan weerszijden vier rijen plastic stoeltjes, en daar waren er heel wat van bezet door mensen die duidelijk zaten te wachten. Hmm, er ging dus nog iets gebeuren âŠ.
Onze gastvrouw wist het ons natuurlijk direct te vertellen. We vielen met onze neus in de boter, want twee uur later, om zes uur âs avonds, begon de grote optocht ter gelegenheid van Driekoningen â
het grote feest in Spanje, waarbij alle kinderen cadeautjes krijgen, zoals in Nederland bij Sinterklaas en op andere plaatsen met Kerstmis. Ja, logisch eigenlijk â wie anders dan de Koningen moeten
er cadeautjes brengen? En wie anders dan wij zouden op de eerste rang zitten, op ons balkon in een zijstraat van de route?
Nou ja â dat zou wel. Groter zorg was, of je nu met de auto nog wel hier vandaan kon komen, want die moest weer ingeleverd worden op het vliegveld. Het leek er even op dat dat niet zou lukken â bij
het verlaten van de parkeergarage bleek de route die het navigatiesysteem aangaf, al afgesloten. Maar gelukkig was er nog Ă©Ă©n straatje toegankelijk. Nogal nauw, in de verkeerde richting en
eigenlijk half voetgangersgebied, maar toch. Het kostte wat meer tijd en de nodige zweetdruppels, maar uiteindelijk lukte het met een volgetankte auto het vliegveld te bereiken en de drop-off balie
te vinden. En, mooier nog: de metro terug stond even later klaar. Enige tegenwoordigheid van geest en een handige kaart van het centrum hielp vervolgens om een uitstaphalte te vinden waarvandaan
het appartement weer te bereiken was (het dichtstbijzijnde station lag net aan de andere kant van de route van de optocht, dus dat leek wat minder handig) en zo zaten we op tijd elk op een
balkonnetje te wachten op de dingen die komen gingen. Nou, dat was nogal wat. Enorme poppen, praalwagens, muziekkorpsen, acrobaten, steltlopers. Grote hoeveelheden snoep en confetti die het publiek
werden ingeworpen â het hield maar niet op. Nou ja, bij wijze van spreken dan, want om acht uur was het weer voorbij. Maar gelukkig hebben we de fotoâs en videoâs nog.
Voor het eten hebben we het ons maar gemakkelijk gemaakt en niet te ver gezocht â het restaurant vrijwel onder ons appartement (b)leek goed genoeg. En daarna snel naar bed, want in combinatie met
de reis van ruim drie uur bleek dit alles toch knap vermoeiend. Gelukkig maar, dus, dat de slaapkamers van dit appartement aan een zeer stil binnenplaatsje liggen.
De volgende ochtend een beetje op tijd op, want onze gastvrouw zou nog even langskomen om ons wat tips te geven voor dingen die we moesten zien. Daar had ze goed over nagedacht, want het werd echt een programma van dag tot dag, rekening houdend met openingstijden en sluitingsdagen. De eerste dag, zondag, moesten we beslist een wandeling maken door de JardĂ del TĂșria, de tuin die is aangelegd op de plaats waar vroeger de bedding was van de rivier die Valencia doorsneed, maar die is omgelegd na de grote en rampzalige overstroming van 1957. Mooi wel dat het plan om daar een autoweg aan te leggen, het uiteindelijk niet heeft gehaald â de tuin is echt fraai, met wandel-, fiets en zelfs speciale hardlooppaden (welk onderscheid overigens voor de gebruikers wat te ingewikkeld bleek).
Als je door de tuin maar lang genoeg -20 minuten, volgen onze gastvrouw, maar wij deden er wel een uur over- richting zee loopt, kom je uiteindelijk in de Ciutat de les Arts i les CiĂšncies, een
verzameling gebouwen die zijn gewijd aan kunsten en wetenschappen (inderdaad, had Den Haag ooit ook, maar ja â brand, private geldzucht en publieke krenterigheid). Werkelijk prachtige moderne
architectuur. Eerst het Palau des Artes (opera- en theaterzaal) â alsof er een enorme Zeppelin is neergedaald. Dan L'Hemisferic, een gebouw in de vorm van een oog waarin een 3D-bioscoop is
gevestigd. Vervolgens het grootste gebouw, het Museo de las Ciencias (wetenschapsmuseum) dat wel iets wegheeft van een ruggegraat â maar dan van een onbekend wezen. Vervolgens de Agora, een
congreshal. Anders dan de andere gebouwen uitgevoerd in blauw, en momenteel in de steigers. Daar weer achter LâOceanografic, het aquarium met een collectie van kwal tot walrus. Dit beslaat diverse
gebouwen die allemaal een bijzondere vorm hebben; bovengronds is er een grote bolvormige vogelkooi en diverse open vijvers waarin ook vogels gehouden worden, reuzenschildpadden en krokodillen. Het
geheel omgeven door de tuin en een aantal waterpartijen, terwijl langs het Museo de las Ciencias en LâHemisferic op boulevardhoogte nog LâUmbracle loopt â een tuin onder een rij bogen zoals je die
hier in Spanje veel ziet als bescherming van landbouwgewassen, maar dan veel hoger en niet overdekt met plastic. En tussen het Museo de las Ciencias en de Agora dan wordt de tuin dwars overspannen
door de Pont de lâAssut de lâOr, een brug die wel lijkt op de Erasmusbrug in Rotterdam.
Nou ja, je moet het zien â en dan niet alleen op
fotoâs, maar vooral terwijl je ertussen loopt en je de enorme omvang van alles kunt ervaren. Natuurlijk moet je eigenlijk ook alles van binnen zien, maar wij hebben ons beperkt tot het aquarium
en vonden dat wel genoeg voor de dag. Hoewel â daarna moesten we nog terug, maar gelukkig konden we ter hoogte van de opera een taxi nemen voor de rest en konden we âs avonds weer een aardig
restaurant in de buurt vinden, anders zouden we deze dag geen twaalf maar zeker 15 kilometer gelopen hebben. En dat doen we niet zo vaak meer.
Onverwachte genoegens
Had je ons een paar jaar geleden verteld dat we nog eens zouden overwinteren in een appartement aan de boulevard van een klein stadje aan een van de Spaanse Costaâs, dan zouden we je waarschijnlijk hebben uitgelachen. Strand, zee, toeristische drukte - niets voor ons, zouden we gezegd hebben. En toch is het wat we nu doen. Nou ja â maar vier dagen, maar toch. We hebben een appartement gehuurd in Aguilas, aan de Costa Calda, ongeveer halverwege Malaga en Valencia. Het ligt aan de boulevard, op de vierde verdieping, en we kijken uit op het strand, de zee, en de rotsen die de baai omspannen. Om acht uur âs ochtends worden een stukje verderop de terrasjes in gereedheid gebracht, en daar wordt tot in de avond gegeten en gedronken. Recht tegenover ons appartement is op het strand een speelplaatsje voor kinderen waar de hele dag gebruik van wordt gemaakt en direct daarnaast verzamelt zich âs middags een groepje mannen voor een paar spelletjes jeu-de-boule. Wij zitten op ons balkon en zien het allemaal gebeuren. Overigens trekken we daarbij soms wel een vest aan, want op het moment dat de zon even weg is, voel je meteen dat het ook hier winter is â 10 Ă 12 graden (nou ja, dinsdag was het nog 19 Ă 20) en een daardoor wat koude wind. Ontbijt en lunch verzorgen we zelf, net als het glaasje wijn met een hapje daarbij, maar âs avonds zoeken we een van de vele restaurantjes op die onze gastheren ons hebben aanbevolen. Wat de ene keer betekent dat we bijna de enige gasten zijn, en de andere dat het restaurant kort nadat wij een tafeltje hebben gevonden helemaal volloopt en ook uren druk blijft. Dat verschil begrijpen we -achteraf- wel uit de kwaliteit van het gebodene: het eerste restaurant heeft âs avonds een wat beperkte en relatief dure kaart (waarvan we de hartige pannekoeken aten) en het andere biedt een variĂ«teit aan tapas en raciones die we ons goed lieten smaken en waarvoor we heel weinig kwijt waren. Hoewel: sinds het schrijven van de vorige zin bezochten we nog een restaurant en daar zaten we om kwart over acht ook als enigen, totdat om half tien een tweede tafel werd bezet â en daar aten we, nadat de kok ons had meegenomen naar de keuken om onze keus te maken, een aantal verrukkelijke vis-, schaal- en schelpdiergerechten. Maar goed, dat was ook weer in een andere prijscategorie.
Ons appartement ligt op de vierde verdieping van een gebouw dat zoân 30 Ă 40 jaar zal zijn â op de foto uit 1968 die in de woonkamer hangt is het in elk geval nog niet te zien. Het heeft een L-vorm: twee appartementen per verdieping: Ă©Ă©n in de breedte langs de boulevard en het andere (zoals het onze) diep naar achteren gebouwd, met de woonkamer en de slaapkamer aan de boulevard, met een klein terrasje. Verder naar achteren nog twee slaapkamers, twee badkamers en de keuken. Alles niet bijzonder groot, maar je zou er met zes personen kunnen verblijven â dus groot genoeg voor ons. Je kunt duidelijk zien dat een van de gastheren hier ook gewoond heeft, want het is goed (en eclectisch) gemeubileerd en alles wat je nodig zou kunnen hebben is er. Plus heel veel etenswaren die speciaal voor ons zijn ingekocht als welkomstgeschenk. Heel prettig. Toen we aankwamen waren we even bang dat we nooit met zân tweeĂ«n tegelijk de deur uit zouden kunnen gaan, want het slot van de deur beneden vertoonde kuren, maar na enig proberen kregen we er handigheid in (en misschien is het ook wel gerepareerd terwijl we er zaten). Parkeren leek een probleem, maar na een tijdje ontdekten we dat het wel altijd vol stond, maar met een heel vlottende bezetting.
Veel te beleven is hier verder niet -vooral omdat we ons niet aan wandelingen wagen waarbij echt geklommen moet worden- maar het bevalt ons wel. En wat echt interessant was, was een uitstapje naar
Cartagena, zoân 50 km hiervandaan. We gingen ernaar toe omdat we gelezen hadden over de gebouwen in art nouveau / art deco-stijl, maar vonden uiteindelijk de veel oudere geschiedenis een stuk
interessanter. Ook daarover hadden we al wel iets gelezen, maar pas toen we de video zagen waarin een toelichting gegeven werd op het stukje Fenicische muur dat bewaard is gebleven, realiseerden we
ons op welke historische grond we stonden: het ânieuwe Carthagoâ, gesticht na de eerste Punische oorlog (tussen Romeinen en FeniciĂ«rs) en startpunt van Hannibals tocht die hem -met olifanten- over
de Pyreneeën en de Alpen richting Rome bracht. Een tocht die niet alleen niet de overwinning bracht, maar eigenlijk ook de oorzaak was van de nederlaag: als we het goed begrepen bleef door deze
veldtocht de stad onvoldoende verdedigd achter en kon ze door de Romeinen ingenomen worden.
Die Romeinse bezetting leidde dan weer wel tot een bloeiperiode waarin veel gebouwd werd: huizen, een Forum, amphitheaters. We bezochten een enkel redelijk goed bewaard en inmiddels weer
uitgegraven exemplaar, en ook nog de middeleeuwse burcht op een van de heuvels. Waarvandaan we een mooi zicht hadden over de (natuurlijke) haven, met daarin een bijzonder schip: een enorm zeilschip
dat er uitzag alsof het uit een science-fiction film kwam, en waarvan we na enig speurwerk konden vaststellen dat het het jacht âAâ was â het grootste (en duurste) jacht dat tot nu toe gebouwd is.
Aan de andere kant hadden we natuurlijk uitzicht over de stad. Daar kon je goed zien dat zoân rijke historie niet echt een zegen is: grote delen van de oude binnenstad lagen open voor opgravingen,
deels achter gevels die als enig deel van de gebouwen die er de laatste eeuwen waren gebouwd, overeind werden gehouden.
Hoe dan ook, we waren blij dat we dit uitstapje gemaakt hadden, maar vonden het niet erg dat we niet in deze stad ons onderkomen hadden gevonden.
Het mag duidelijk zijn dat we een auto gehuurd hebben. Niet vanaf de eerste dag â wat moet je met een auto in Malaga- maar vanaf de dag dat we naar Aguilas gingen. Een Fiat 500, maar wel een 500X en dat is toch heel iets anders: prettig rijgedrag, ook op de snelweg, alle ruimte voor onze twee koffers, rugzakken en andere spullen, en heel comfortabele stoelen. En toch klein genoeg om in Spaanse binnensteden mee te rijden. Blij dus dat we deze upgrade genomen hebben (we hadden iets in de klasse van een Opel Corsa gereserveerd) maar tegelijkertijd blijft de manier waarop autoverhuurders -Herz in dit geval- dat doen, ergerlijk: je komt moe bij de balie (in ons geval niet vanwege de vlucht maar de korte nacht), daar zitten mensen die gebrekkig Engels spreken met een accent dat bijna onverstaanbaar is (zouden ze daarop worden geselecteerd of is dat het resultaat van training?) en die vertellen je dan halve waarheden zoals âDiesel is veel goedkoperâ (ja, maar niet in Spanje) en âHet kost u maar 50 Euro extraâ (ja, maar daar komt nog BTW bij). En ze slagen er weer in om in het contract een extra, onnodige, uitbreiding van de service op te nemen, waardoor je uiteindelijk twee keer zo duur uit bent als je dacht. Nou ja, we wisten het wel: âLaĂ dir nichts einreden, Sieh selber nach! Was du nicht selber weiĂt, WeiĂt du nicht. PrĂŒfe die Rechnung, Du muĂt sie bezahlen. Lege den Finger auf jeden Posten, Frage: wie kommt er hierher?â
Geen vuurwerk
We gingen naar de vestiging van het Centre Pompidou in Malaga. Op maandag, want in tegenstelling tot veel andere musea in de stad is dat elke dag geopend, met uitzondering van eerste kerstdag en nieuwjaarsdag. En 31 december vanaf 15:00, zo bleek toen we ons er vervoegden na een aangename lunch op een zonnig terras aan de haven. Een paar minuten te laat. En dat gold ook voor het Picassomuseum, waar we toen -eigenlijk een beetje tegen beter weten in- naar toe wandelden. En het was alweer onze laatste dag in MalagaâŠ.
Maar goed, die musea waren niet de reden om hier naartoe te gaan. Dat was de verwachting dat het weer aangenaam zou zijn en de stad als geheel de moeite waard. En daarin zijn we niet teleurgesteld. In de middag een graad of 16 tot 18, en in de zon een bijna zomerse gevoelstemperatuur. In de ochtend en avond wat frisser, maar toch ook een stuk warmer dan thuis. En de stad is inderdaad fijn. Rond de kathedraal een oud gedeelte met vooral smalle straatjes en kleine pleintjes vol winkels, cafĂ©s en restaurants. Daar omheen een nieuwere schil waarin gebouwen uit de 18e, 19e en 20e eeuw door elkaar staan. Wij hebben in zoân wijk, op nog geen kilometer van het centrum, een appartement op de zesde verdieping van een flatgebouw dat waarschijnlijk in de jaren 70 van de vorige eeuw is gebouwd. Het appartement recent opgeknapt, veel ruimte, Ikea-achtige luxe. Grote ramen op het zuiden, waardoor het overdag goed warm wordt â en voor âs avonds de airco. De rest van het gebouw wat aftands, maar met een werkende lift. Een wijds uitzicht over de stad en het land daarachter, en opzij de heuvel waarop het kasteel ligt. Om ons heen redelijk drukke straten die âs avonds laat rustig worden en voor ons een pleintje met een mini-parkje en een echt oud kerkje. Winkels en horeca in overvloed.
We kwamen op zaterdagavond aan, na een rustige vlucht vanaf Rotterdam. De gereserveerde taxi stond klaar en de rit naar het appartement duurde niet te lang, maar voerde ons wel langs veel van de
uitbundige kerstversiering. Overal lichtjes dus (veel rood en groen ook, maar dat terzijde). Druk verkeer en weinig parkeerruimte, dus de keuze om hier niet met een âeigenâ auto naar toe te gaan,
bleek de juiste.
Een verkenning van de horeca bracht ons uiteindelijk bij een klein restaurantje vlak bij ons appartement, waarvan de eigenaar zei Cubaan te zijn. Althans, voor X procent â en wat X precies was,
verstonden we niet. Een wereldkaart: gerechten uit Cuba en van de Canarische eilanden, maar ook Oezbekistan en Korea. We hebben maar wat verschillende dingen besteld, in kleine porties, en
geconstateerd dat de Malagaanse versie van Cubaans eten zo slecht nog niet is en dat de Oezbeekse pilav geen culinair hoogtepunt is. Tenzij je van een heel erg Hollandse versie van nasi houdt.
Op zondag twee wel zeer geslaagde museumbezoeken. Eerst het Museo del Vidrio y Cristal, het glasmuseum dus. Gevestigd in een echt oud huis van drie verdiepingen rond een binnenplaats. Mooi gerestaureerd en hier en daar wat gemoderniseerd, en ingericht met meubels, schilderijen en andere zaken die voor een deel afkomstig zijn van de voorvaderen van de eigenaren. En dan natuurlijk de glascollectie, verzameld in de loop van decennia en een tijdsverloop van eeuwen omspannend: van Mesopotamische vaasjes (zoân drie- Ă vierduizend jaar oud) tot decoratieve objecten uit ScandinaviĂ«, de VS, ItaliĂ« en Iran. Mooi om te zien, grotendeels, maar echt een feestje werd het bezoek door de rondleiding met uitleg. Dat is de enige manier waarop het museum te bezoeken is, en dat schrikte ons even af, want je denkt dan aan iets massaals met een wat verveelde student die een ingestudeerd verhaal vertelt en het graag zo kort mogelijk houdt. Maar ons groepje bleek uit slechts vier personen te bestaan en de gids bleek een Britse, toch zeker wel 80-jarige, gepensioneerde arts die een van de eigenaren was en die met passie vertelde over alles wat er te zien was. Toegesneden op het gezelschap, want als Nederlanders moesten we natuurlijk wel het glas van Copier herkennen, en het in hout gesneden portret van stadhouder Willem de Vijfde.
Lunch in een trendy bar met goede koffie en wat mindere wijn bij niet echt traditionele gerechtjes. Daarna een taxi naar de voormalige tabaksfabriek waar nu het automobielmuseum zit. Dat lieten we links liggen, want rechtdoor was de dependance van het Russische staatsmuseum â zeg, de Hermitage in Malaga. We hadden niet tevoren gekeken wat ons daar wachtte, maar het bleek fascinerend. Niet zozeer de tentoonstelling van werken van Malevitch -hoewel die natuurlijk ook de moeite waard was- maar de tentoonstelling âDe stralende toekomstâ, met socialistisch-realistische (schilder)kunst. Meer dan manshoge portretten van Lenin, Stalin en andere vroege leiders van de Sovjet-Unie natuurlijk, maar ook enorme doeken waarop het dagelijks leven van de echte helden werd getoond: de arbeiders op het land en vooral in de fabrieken, de machinisten en matrozen, de geleerden van de academie van wetenschappen die zich bogen over de aanleg van een kanaal en de (vrouwelijke) studenten met hun neus in de boeken of fris de toekomst tegemoet kijkend. De sportlieden en natuurlijk de militairen â de laatsten vooral in de context van de Tweede Wereldoorlog. Historische momenten, zoals de ontvangst van Mao door Stalin, de bevrijding van Sebastopol, de redes van Lenin en het schrijven van een brief aan de opsteller van de Grondwet door de gezamenlijke arbeiders van de houtzagerij. Dit alles geschilderd met als enige doel de propaganda en niet de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emoties van de kunstenaar â en daarom vaak geschilderd door een âbrigadeâ (een groep kunstenaars die er gezamenlijk voor zorgden dat niemand van de ideologisch juiste lijn afweek) en ook vaak exact gekopieerd. Heel informatief, allemaal â en artistiek bepaald niet slecht.
Oudejaarsavond, nochevieja, brachten we etend door. Met vooruitziende blik hadden we een tafel geboekt in een restaurant bijna recht tegenover ons appartement, waar we om half negen ontvangen
werden met champagne en een selectie prima tapas, waarna we aan tafel gingen voor een diner van acht gangen. Niet van een overweldigende kwaliteit, maar alles bij elkaar heel aangenaam. Interessant
was ook het gezelschap â vooral toeristen (we spraken er uit Zwitserland, Duitsland en Zweden, en hoorden ook nog redelijk wat andere talen om ons heen). Interessant was de invulling die we zo met
zân allen gaven aan de dress code âcasual chicâ, maar dat is dan ook niet echt waarop je je koffers pakt. Hoewel â sommigen pakten echt uit, al deed het resultaat ons vooral deed denken aan een
vrijdagavond in een Britse universiteitsstad, toen we ons afvroegen of die meisjes het niet heel koud hadden. Hoogtepunt van de avond natuurlijk de twaalf druiven die we aten op de slagen van de
klok, nadat we ons getooid hadden met de inhoud van het feestpakket dat we bij aanvang van de avond allemaal op onze stoel vonden.
Dat er geen vuurwerk was, hebben we niet gemist.