Marian en Max zijn even weg

Mee en tegen

Soms valt het resultaat van een keuze tegen, en soms overtreft het de verwachtingen.

De tegenvaller was voor ons Te Anau. Niet zo goed opgelet wat dat te bieden had, en daardoor vier uur gereisd naar een plaats waar je eigenlijk maar drie dingen kunt doen: (een deel van) een van de meerdaagse wandelingen maken door hier en daar ruig berggebied, 200 km heen (en weer terug) rijden om een cruise op een fjord te maken of met een helicopter of watervliegtuig een rondvlucht maken boven meer en fjord.

Op een lange wandeling hadden we ons niet ingesteld, en dat was maar goed ook, want door aanhoudende rugproblemen is langer dan een uurtje nog steeds niet mogelijk. Een cruise op de fjord leek ons niet zo bijzonder (we waren al eens in Noorwegen) of -in het geval van een nachtelijk verblijf- niet erg comfortabel, dus die hadden we niet geboekt. Gelukkig maar, want toen we aankwamen was er net een weer waarschuwing afgegeven wegens heftige wind en stortregens. Rondvluchten werden dus stilgelegd, wat we ook weer niet erg vonden - dat leek ons toch al niets.

Bleven dus over wat ritjes met de auto naar plekken die ondanks het sombere weer mooi waren, wat korte wandelingetjes en een bezoekje aan een opvangcentrum voor gewonde vogels. En, natuurlijk, wat rondlopen door het kloppende hart van Te Anau: de winkelstraat van nog geen kilometer lang. Dat deden we dan samen met nog flink wat andere bezoekers: Te Anau is kennelijk een erg populaire besemming (bij touroperators). Voordeel daarvan was wel dat er ook flink wat eetgelegenheden zijn, waaronder een redelijk authentiek Italiaans restaurant (La Dolce Vita, aangenaam en goed) en een internationaal restaurant in het Distinction hotel, waar we op oudejaarsavond aten. Goede keuken, maar een bediening die wat steekjes liet vallen (met als aangename kant dat we in ons vijf-gangenmenu een extra vissoep kregen, die ons prima beviel.

Wat (weer) opviel was het grote aantal Aziatische toeristen, zo te zien vooral uit Japan, China (maar misschien ook Taiwan en Korea?) en (minder) India. Iets wat trouwens ook in de samenstelling van het personeel van het restaurant in het hotel was terug te zien (de Italiaan zette zijn eigen kinderen in) en in de draai die aan sommige gerechten werd gegeven. We vroegen ons af hoe de toeristenindustrie in Nieuw-Zeeland zich ontwikkelde - we konden ons voorstellen dat het voor Aziatische investeerders heel aantrekkelijk moest zijn om grotere hotels over te nemen die wat minder goed lopen vanwege de economische crisis in Europa en de VS, ze aan te passen aan de Aziatische smaak en dan de groeimarkt in China of India aan te spreken.

Zelf verbleven we overigens in Te Anau Lodge, een bed&breakfast die gevestigd is in een voormalig klooster dat oorspronkelijk elders stond en over de weg naar zijn huidige plaatsis vervoerd. Iets wat overigens beter voorstelbaar is als je je realiseert dat het in zijn hoogtijdagen plaats bood aan vijf nonnen, en dat de kapel in onze woonkamer zou passen. Buiten deze geschiedenis, het hier en daar mooi gerestaureerde interieur, het goede ontbijt en de fraaie ligging (wij moeten nu even aan een scene uit The Life of Brian denken) had deze B&B echter weinig te bieden: de kamer was klein en oncomfortabel, de eigenaar overijverig en zijn hond overaanwezig. En dan was er nog het groepje Duitsers dat de lounge in beslag nam om oud- en nieuw te vieren (we moesten even aan kuilen met "Besetzt" erop denken).

De jaarwisseling werd in Te Anau gevierd met een bijeenkomst in het park en siervuurwerk om middernacht (plus een enkeling die een paar kleine rotjes afstak). We zijn er niet naartoe gegaan.

De meevaller in onze keuze was Mount Cook. Dat begon al met de rit erheen vanuit Te Anau, op nieuwjaarsdag. Het was rustig op de weg, en dus schoten we op deze lange rit sneller op dan verwacht. Het eerste deel, tot aan Queenstown, was overigens dezelfde weg die we ook heen hadden gereden - en deed erg aan Schotland denken (wat ook werd opgemerkt door twee Schotten die we later tegenkwamen, maar dat terzijde). Na Queenstown kwamen weer een mooie valei en kloof, maar het echt mooie zat aan het eind: een kilometer of twintig langs Lake Pukaki, een meer met onwaarschijnlijk blauw water. Alweer een klassiek legpuzzelplaatje, met de besneeuwde toppen op de achtergrond.

En mooi bleef het. Vanuit onze kamer in het Hermitage Hotel hadden we een geweldig uitzicht op Mount Cook en Mount Sefton, waarbij de laatste vooral opviel omdat hij bedekt was met sneeuwvelden die er uitzagen als snelstromende bergbeken - het resultaat van lawines. De kamer zelf was ook prima: ruim en prettig ingericht. In het hotel twee goede restaurants: een met een buffet en een a la carte. Opmerkelijk genoeg was de bediening in het buffetrestaurant een stuk attenter dan in het a la carte gedeelte, waar we steeds de wijn pas kregen ruim nadat het eten al op tafel stond.

Mount Cook Village, waar het hotel staat, stelt niet veel voor. Er staan nog een paar motels, en wat woonhuizen. Maar flaneren door een winkelstraat was er niet bij. Gelukkig is er in het Mount Cook National Park een aantal mooie en eenvoudige wandelingen naar plaatsen met een bijzonder uitzicht, onder andere op de Tasman gletsjer en op het gletsjermeer van de Mueller gletsjer. Het was bijzonder aangenaam weer om te wandelen, en het ging ook boven verwachting goed - zij het hier en daar wel in file, want we waren natuurlijk niet de enigen.

Reacties

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!