Marian en Max zijn even weg

weer op de weg en krokodil op ons bord

Op diverse websites wordt de reiziger gewaarschuwd voor het Nanutarra Roadhouse: het is er duur en het personeel is er onvriendelijk. Maar ja, het ligt ook halfweg Coral Bay en onze volgende bestemming, er is alleen iets anders als we 200 km omrijden en we willen niet ruim 700 km op één dag rijden, waarvan het laatste deel op ongeplaveide weg. En dus zitten we nu, 26 september om acht uur 's avonds, op het terras van het restaurant van dit roadhouse, met uitzicht op de benzinepompen en de voorbijdenderende (en inmiddels twee met draaiende motor geparkeerde) roadtrains, die hier trouwens een stuk langer zijn en soms zo erg slingeren dat je er liever een kilometer achter blijft. Straks wacht ons onze cabin voor de nacht: een soort container van nog geen drie bij vier meter, met twee bedden, een koelkastje, een kale lamp, een deur (geen raam) en een airco. Geen tafel, wel een stoel - op de veranda.

En het is prima hier. We kwamen tegen vier uur aan, hebben 80 dollar betaald plus 15 dollar statiegeld voor de sleutels (een van de cabin en een van beide douche- en toiletblokken), hebben onze bagage in onze cabin gelegd en zijn voor een kop thee met scones naar het restaurant gegaan, Onvriendelijke bediening? Nee - gewoon recht voor zijn raap: wat wil je, daar zorg ik voor ('no problem' / 'no worries') en dat kost je zoveel.
Vervolgens zijn we naar de brug gewandeld die hier honderd meter vandaan over de rivier ligt (momenteel vooral een brede bedding met nog een grote plas water erin - dit zijn geen smeltwaterrivieren, dus in de lente staan ze droog) en hebben we ruim een uur zitten kijken naar het veranderende licht van de zonsondergang op de bergen in de verte en vooral naar alle vogels die hier in de bomen bleken te zitten, op het water dreven of van heinde en verre aan kwamen vliegen. Honderden kaketoes, een soort reiger, een soort fuut, een grote roofvogel, zwermen zwaluwen. En allemaal met hun eigen geluid. Een cadeautje. Je zit aan de highway, er komt zeker elke tien minuten een auto of roadtrain voorbij - en je zit midden in de natuur.

Na onze vorige blog zal het duidelijk zijn dat we de kwaliteit van een overnachtingsplaats niet alleen afwegen aan de accomodatie, maar ook aan het eten. Kan dat wat zijn, op een plaats als deze? Ja. Gewoon een T-bone steak / lamscoteletten met patat en sla, en een wijn zonder veel pretenties maar met smaak. Geserveerd met een glimlach en een kwinkslag, inderdaad niet goedkoop - maar wat ons betreft is het goed zo.

En dat kunnen we volhouden nadat we ook de nacht doorstaan hebben. Vroeg naar bed -dat doet iedereen in Australië overigens-, niet echt goed geslapen vanwege de luchtstroom en het geluid van de airco en het ijskastje en om zeven uur weer op. Stevig ontbeten, getankt en om kwart over acht weer op weg (ja, we kunnen het wel). Zo'n driehonderd kilometer door enigszins afwisselend terrein naar Paraburdoo en daarna nog 50 naar Tom Price. Twee opmerkelijke stadjes: groene oases (met duidelijk geïmporteerde palmbomen) in een overigens dor en met rood stof bedekt landschap. Grote villa's, maar ook enorme rijen 'accommodations' - twee lagen van wat er uitziet als één- of hooguit twee-kamer woningen. Relatief veel voorzieningen (winkels, restaurants, openluchtbioscoop, ziekenhuis, golfbaan etc.) en een spoorlijn waarop kilometerslange treinen rjden. Dit zijn mijnstadjes (ijzererts, vandaar het rode stof) en die accomodations zijn waarschijnlijk bedoeld voor de mannen en vrouwen die daar -tijdelijk- werken en die geen gezin (bij zich) hebben.

Vanaf Tom Price is het nog 75 km (waarvan inderdaad 30 op een stoffige gravel-weg) naar het Karijini Eco Retreat waar we nu (27 en 28 september) zitten. In een tent - dat wil zeggen, een uit tentdoek opgetrokken hok met een puntdak op een houten vlonder van vijf bij vijf meter, muskietengazen ramen en deuren (die niet alles tegenhouden - we troffen een vuistgrote spin in onze tent) en een aangebouwde (en-suite) open lucht wc en douche. Op het terrein (in een groot natuurpark) verder een echte camping (voor campers en caravans) en een restaurant / kantine waar ze op personeel besparen door het grootste deel van de gerechten rauw te serveren onder het motto dat niemand beter dan jijzelf kan bepalen hoe lang ze gegrild moeten worden op de daartoe opgestelde (gas)barbecues (steengrillen en gourmetten wordt waarschijnlijk nooit iets in dit land). We hebben ons laten verleiden tot een wildschotel, bestaande uit Emu-saucijsjes en vlees van krokodil en kangaroo. Niet iets om een moord voor te doen, ook niet op die beesten (het verschil in smaak tussen krokodil en kip is niet zo groot - maar we moeten toegeven dat er geen klauw op het bord lag om te bewijzen dat het echt krokodil was).

Het is hier heet, overdag. Al gauw een graad of 30, 35. Maar als de zon ondergaat is het goed uit te houden - totdat je midden in de nacht wakker wordt omdat het ijzig koud is onder je enkele dekentje, waarvan je je bij het naar bed gaan nog afvroeg of het wel nodig was. Gelukkig voorziet onze tent in een hele stapel dekens en dikke spreien, dus uiteindelijk wisten we het wel weer comfortabel te krijgen. Dat wil zeggen, tot zeven uur vanochtend, toen de zon net een half uur op was en we ons bed uitdreven. Maar in de schaduw op ons terrasje was het een tijdlang prima uit te houden, en nu op het terras van de kantine, met een kopje slappe koffie, ook. Toch groeit de waardering voor -en misschien wel het verlangen naar- ons eigen gematigde klimaat, en vooral de regen.
Gelukkig hebben we onderweg een aantal zaken ingeslagen waarmee we een ontbijt en lunch kunnen improviseren, want hier is niet veel te koop. Vanavond weer wel, hopen we - anders moeten we 75 km heen en ook weer terug naar Tom Price om wat te halen. Opmerkelijk overigens: het was vooral vanwege de weg hierhien (de gravel road) dat we een echte 4WD hebben gehuurd - de autoverhuurbedrijven verbieden expliciet het rijden op dergelijke wegen met andere auto's dan 4WD's (zelfs met een AWD als de Mitsubishi Outlander mocht het niet). Maar in de praktijk blijkt deze weg momenteel prima begaanbaar met elk soort auto, zij het dat je wel stevig door elkaar gerammeld wordt. Nergens voor nodig dus, deze enorme bak - maar toch wel prettig in dit enorme land.

Vlak bij onze tent ligt een van de bezienswaardigheden van dit natuurpark: Joffre Gorge. We zitten hier op een echte hoogvlakte (ruim 700 meter hoog, en inderdaad redelijk vlak - met uitzondering van een aantal diepe kloven die er door regenwater in uitgesleten zijn (eigenlijk net als de Grand Canyon in Amerika, maar die is een stuk breder en dieper, althans waar wij hem destijds gezien hebben). Volgens de informatie die in onze tent lag, was het de moeite waard om af te dalen naar de bodem van de kloof en daar te zwemmen in een van de poelen: verfrissend, stond er.
De moeite waard? Om te beginnen wel erg veel moeite, en op een gegeven ogenblik kwamen we bij een punt waarvan we dachten dat we dat 20 jaar jonger (en voor sommigen van ons: 20 kilo lichter) nog wel aangedurfd zouden hebben, maar waar we ons nu - zo'n 20 meter boven het water, gewonnen moesten geven. Maar ja, anderen klauterden wel op en neer en toen op een gegeven ogenblik een meisje op slippers (wij droegen onze bergschoenen) als een berggeit naar beneden kwam (rugzakje voor zich uit gooiend en sprongen makend van 1 tot 2 meter) besloot een van ons dat 30 jaar en 40 kilo verschil niet tusen hem en het water mocht staan. En dus werd er toch nog gezwommen, in water dat niet eens kouder was dan dat van de oceaan.

Het berggeitachtige meisje was overigens een vertegenwoordigster van wat we hier veel treffen: jongeren (tot een jaar of 30) die de wereld rondtrekken en de kost (en onderdak) verdienen in de horeca of andere dienstverlening - en die dat werk niet per se met veel plezier doen. Bij het roadhouse spraken we een jongen die afkomstig was uit Engeland en die eerst een tijd als electriciën gewerkt had en nu de benzinepomp bemande. Hij zag uit naar het moment dat hij weer verder kon reizen - maakte niet uit waar naartoe.
En hier in het Eco Resort troffen we een Canadees meisje dat vertelde dat ze er na 10 jaar (vanaf haar 18e) schoon genoeg van had om in de frontlijn van de 'hospitality' te werken - en ook het management had ze wel gezien. Haar plan was om, samen met haar vriend ('partner' is de gebruikelijke term) een wijnbar op te zetten - ergens thuis in British Columbia. Zij vertelde overigens dat het voor dergelijke wereldreizigers tegenwoordig erg moeilijk is om Europa binnen te komen. Elk land heeft zijn eigen regels voor visa, maar gemeenschappelijk is het heel restrictieve beleid rond werkvergunningen - en dat je niet moet denken met een vakantievisum aan het werk te kunnen. Overigens leek ze nu ook weer niet erg goed geïnformeerd: ze dacht dat ze in Frankrijk wel goed terecht zou kunnen met haar Engels, en ze voerde Zwitserland aan als voorbeeld van het strenge EU-beleid.

Reacties

Reacties

son

leuk om jullie avonturen 'n beetje mee te maken.kus son.

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!